Gepubliceerd op donderdag 2 maart 2017
LS&R 1430
Rechtbank Den Haag ||
1 mrt 2017
Rechtbank Den Haag 1 mrt 2017, LS&R 1430; ECLI:NL:RBDHA:2017:1907 (Eli Lilly tegen Sandoz), https://www.lsenr.nl/artikelen/inbreukverbod-geen-impliciete-openbaarmaking-van-toediening-van-vitamine-b12

Inbreukverbod: Geen impliciete openbaarmaking van toediening van vitamine B12

Vzr. Rechtbank Den Haag 1 maart 2017, IEF 16625; LS&R 1430; ECLI:NL:RBDHA:2017:1907 (Eli Lilly tegen Sandoz) Octrooirecht. Lilly brengt geneesmiddel ALIMTA op de markt bij behandeling van tumorgroei van bepaalde longkankers. Na octrooi is een ABC verkregen voor een 'pemetrexed, desgewenst in de vorm van een farmaceutisch aanvaardbaar zout'. Tevens is ze houdster van EP(NL)1313508 'Combination containing an antifolate and methylmalonic acid lowering agent'. Er is onvoldoende kans dat het octrooi nietig zal worden bevonden, omdat het niet inventief zou zijn. Er is geen (impliciete) openbaarmaking van de toediening van vitamine B12. Het inbreukverbod wordt toegewezen.

 

Inventiviteit
4.19. Naar voorlopig oordeel is in dit kader tekenend dat Calvert zelf kennelijk geen heil zag in de in het octrooi (door uitvinder Niyikiza) voorgedragen oplossing om vitamine B12 toe te dienen. Calvert had namelijk zitting in de Antifolaat Adviescommissie van Lilly, welke adviescommissie de oplossing om vitamine B12 toe te dienen consistent afwees (vergelijk de uitspraak van het US District Court for the Southern District of Indiana, productie E8, p. 25).

4.25. Dat het octrooi inventiviteit zou ontberen redenerend vanuit Worzalla, verwerpt de voorzieningenrechter met verwijzing naar r.o. 4.12. Er is geen (impliciete) openbaarmaking van de toediening van vitamine B12. Zoals blijkt uit het voorgaande lag die toediening evenmin voor de hand.

4.26. In zijn algemeenheid hecht de voorzieningenrechter bij zijn voorlopig oordeel nog waarde aan het gegeven dat de toediening van vitamine B12 blijkbaar niet zo voor de hand lag dat het door oncologen al eerder is toegepast bij pemetrexed of andere antifolaten noch dat zij het zagen als een gebruikelijke maatregel bij bestrijding van de toxiciteit van een antifolaat. Conclusie 1 van EP 508 is daarom voorshands inventief te achten. Dit geldt ook voor de overige (ingeroepen) conclusies.

Conclusie
4.27. Gelet op al het voorgaande acht de voorzieningenrechter de kans dat het gevorderde verbod in de bodemprocedure zou worden afgewezen op de grondslag dat het octrooi niet nieuw en/of niet inventief is, onvoldoende groot om het gevorderde verbod in deze kortgedingprocedure te weigeren.