Gepubliceerd op dinsdag 6 juni 2017
LS&R 1455
Centrale Raad van Beroep ||
20 apr 2016
Centrale Raad van Beroep 20 apr 2016, LS&R 1455; ECLI:NL:CRVB:2017:1534 (Medisch centrum octrooi-revenuen), https://www.lsenr.nl/artikelen/dat-het-medisch-centrum-over-octrooi-revenuen-gaat-is-geen-besluit-van-universiteit-leiden

Dat het Medisch centrum over octrooi-revenuen gaat, is geen besluit van Universiteit Leiden

Centrale Raad van Beroep 20 april 2017, IEF 16831; LS&R 1455; ECLI:NL:CRVB:2017:1534 (Medisch centrum octrooi-revenuen) Als randvermelding. Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar. Bij brief heeft appellante het college van bestuur van de Universiteit Leiden te kennen gegeven in overleg te willen treden over de mogelijkheden om de Uitvindersregeling. De kwestie is overgedragen aan het Medisch centrum en het college wijst appellante erop dat zij, als zij meent aanspraak te kunnen maken op revenuen van het gevestigde octrooi, zich tot haar (voormalige) werkgever, het [Medisch centrum], dient te wenden. De Raad is met de rechtbank en het college van oordeel dat de mededelingen in de brief van 30 oktober 2014 niet kunnen worden aangemerkt als (publiekrechtelijke) rechtshandelingen, nu zij niet op enig rechtsgevolg zijn gericht.

1.5. Bij brief van 29 september 2014 heeft appellante het college gevraagd naar het juridisch kader van de volgens haar toegepaste frauduleuze doorschuifconstructie die een ontnemingsprocedure is van de haar toekomende octrooirechten.

1.6. Bij brief van 30 oktober 2014 heeft het college appellante medegedeeld dat niet verder inhoudelijk zal worden gereageerd op haar brief van 29 september 2014 gezien de ongepaste wijze waarop appellante zich uitlaat over (voormalige) medewerkers van de [Universiteit] , de onjuiste aantijgingen en het feit dat het college in het verleden reeds genoegzaam op de correspondentie van appellante en haar partner hebben gereageerd. Ook op nieuwe correspondentie zal niet meer inhoudelijk worden gereageerd. Het college heeft appellante er al diverse keren op gewezen dat zij nooit in dienst is geweest bij de [Universiteit] en dat de Uitvindersregeling uitsluitend ziet op medewerkers van de Universiteit.