DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op donderdag 18 april 2024
LS&R 2237
||
9 apr 2024
9 apr 2024, LS&R 2237; ECLI:NL:RBOBR:2024:1569 (Verzoekster tegen NN), https://www.lsenr.nl/artikelen/deskundige-bepaalt-welke-medische-gegevens-verstrekt-moeten-worden

Deskundige bepaalt welke medische gegevens verstrekt moeten worden

Rb. Oost-Brabant 9 april 2024, IT 4532, LSR 2237; ECLI:NL:RBOBR:2024:1569 (Verzoekster tegen NN). Verzoekster is in 2011 een ongeval overkomen. Zij is toen aangereden door een verzekerde van Nationale Nederlanden Schadeverzekering N.V. (hierna NN). Tussen partijen is een discussie ontstaan over de precieze aard en ernst van het letsel en het causale verband tussen het ongeval en het gestelde letsel. Partijen zijn het erover eens dat er in ieder geval een psychiatrisch onderzoek moet plaatsvinden, maar zijn daarbij wel verdeeld over de vraag welke medische informatie verzoekster nog moet verstrekken. Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank voor het onderzoek een psychiater, een verzekeringsgeneeskundige en een arbeidsdeskundige inschakelt en de kosten door NN betaald moeten worden. Verzoekster stelt dat zij hierbij niet gehouden is om meer medische gegevens te stellen dan zij al heeft gedaan, omdat NN al beschikt over het huisartsenjournaal met betrekking tot de periode vanaf 5 jaar voor het ongeval. NN stelt dat de verzoeken om benoeming van een verzekeringsgeneeskundige en een arbeidsdeskundige prematuur zijn. Eerst moet namelijk worden vastgesteld of de gestelde medische klachten van verzoekster in medisch causaal verband staan tot het ongeval. De rechtbank oordeelt in deze tussenbeschikking als volgt.

Het verzoek om onderzoek door een psychiater wordt toegewezen. Het verzoek om een verzekeringsgeneeskundige en een arbeidsdeskundige is, zoals NN stelde, prematuur ingediend. Bij de beoordeling van de vraag welke medische informatie verzoekster beschikbaar moet stellen, moet een belangenafweging worden gemaakt tussen het recht op privacy en het recht van NN op een eerlijk proces. De rechtbank sluit voor deze belangenafweging aan bij de Medische Paragraaf bij de Gedragscode Behandeling Letselschade van de Letselschaderaad. Naar het oordeel van de rechtbank is het aan de te benoemen deskundige – in dit geval aan de expertiserend psychiater – om te bepalen aan welke stukken uit de medische voorgeschiedenis van betrokkene hij behoefte heeft om de gestelde vragen te kunnen beantwoorden. De rechtbank ziet voorts in de omstandigheid dat NN de aansprakelijkheid heeft erkend voor de gevolgen van het door verzoekster overkomen ongeval, aanleiding om te bepalen dat het voorschot op de kosten van de deskundige door NN moet worden gedeponeerd.

2.12. De rechtbank stelt in het kader van de belangenafweging in deze zaak voorop dat het inherent is aan een deskundigenbericht in een letselschadezaak, zeker als dat ziet op psychiatrische problematiek van de betrokkene, dat dat bericht – in ieder geval voor een deel – is gebaseerd op informatie die afkomstig is van die betrokkene zelf. Met die realiteit hebben partijen, de deskundige en de rechtbank het te doen.

De Medische Paragraaf, Onderdeel 3 sub f, merkt voor een verzoek om informatie uit de medische voorgeschiedenis van betrokkene een termijn van maximaal twee jaar vóór de schadeveroorzakende gebeurtenis aan als proportioneel. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat NN inmiddels – in ieder geval vanaf de datum van die mondelinge behandeling – beschikt over het huisartsenjournaal van [verzoekster] over de periode vanaf vijf jaar vóór het ongeval (dus vanaf 26 juni 2006). Tot het verstrekken van méér informatie, in de zin van informatie uit het nog verdere verleden, is [verzoekster] ten aanzien van het huisartsenjournaal naar het oordeel van de rechtbank niet gehouden.

Daarbij geldt dat het hier gaat om een verzoek van de betrokkene om een voorlopig deskundigenbericht. Deze verzoekschriftprocedure heeft een ander karakter dan een hoofdzaak (of een deelgeschilprocedure), waarin bindende eindbeslissingen kunnen worden genomen. Dit maakt dat NN in een procedure als deze minder eisen kan stellen aan het beschikbaar komen van de medische gegevens van betrokkene dan in een hoofdzaak. Een (door betrokkene ingediend) verzoek om een voorlopig deskundigenbericht is er primair op gericht dat betrokkene de beschikking krijgt over een deskundigenbericht op grond waarvan hij zijn proceskansen (beter) kan beoordelen én kan afwegen of die kansen groot genoeg zijn om op te wegen tegen een (verdergaande) inbreuk op zijn recht op privacy. Naar het oordeel van de rechtbank is het daarom in de eerste plaats aan de te benoemen deskundige – in dit geval aan de expertiserend psychiater – om te bepalen aan welke stukken uit de medische voorgeschiedenis van betrokkene hij behoefte heeft om de gestelde vragen te kunnen beantwoorden.

2.17. Tussen partijen is in geschil wie het voorschot op de deskundigenkosten moet deponeren. Uitgangspunt is dat de verzoekende partij het voorschot deponeert, maar onder omstandigheden wordt hiervan afgeweken. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat NN de aansprakelijkheid heeft erkend voor de gevolgen van het door [verzoekster] overkomen ongeval, aanleiding om te bepalen dat het voorschot op de kosten van de deskundige door NN moet worden gedeponeerd. NN is immers binnen de grenzen van artikel 6:98 BW aansprakelijk voor alle schade die [verzoekster] als gevolg van het ongeval lijdt. Daaronder vallen ook de redelijke kosten voor de vaststelling van de gestelde letselschade, zelfs wanneer uiteindelijk niet zou komen vast te staan dat (al) die schade het gevolg is van het ongeval. Vereist is slechts dat de kosten als gevolg van het ongeval zijn gemaakt (sine-qua-non-verband) en dat zij in een zodanig verband staan met dat ongeval dat zij aan de daarvoor aansprakelijke persoon als gevolg van dat ongeval kan worden toegerekend (vgl. HR 11-07-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7423). De omstandigheid dat tussen partijen nog discussie bestaat over het causaal verband tussen het ongeval en de gestelde schade, is daarom geen reden om anders te oordelen.