Gepubliceerd op woensdag 15 augustus 2012
LS&R 193
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Kopieën patiëntendossier

HR 25 mei 2012, LJN BV8508 (Velthuis Kliniek Nederland tegen verweerder) met conclusie van A-G De Vries Lentsch-Kostense

Geneeskundige behandeling; art. 7:454 en 456 BW. Afgifte door kliniek van kopieën patiëntendossiers aan (zelfstandig) hulpverlener.

3.3 De onderdelen 2.1 en 2.1-I (onderdeel 1 bevat slechts een inleiding) richten rechts- en motiveringsklachten tegen rov. 3.6 en 3.7 en de daarop voortbouwende rov. 3.8-3.13. In de kern nemen de klachten tot uitgangspunt dat in het geval een niet in loondienst van het ziekenhuis werkzame arts dat ziekenhuis verlaat en zich elders beroepsmatig vestigt, de dossiers van de door hem behandelde patiënten in beginsel in het ziekenhuis dienen achter te blijven, ook indien die arts tijdens zijn werkzaamheden in het ziekenhuis hulpverlener was in de zin van art. 7:446 BW. Indien deze hoofdregel niet zonder meer kan worden toegepast, dient een belangenafweging plaats te vinden waarbij ook dient te worden betrokken het belang van patiënten dat hun dossiers niet onnodig worden vermenigvuldigd.
De klachten falen. In cassatie is uitgangspunt dat zowel [verweerder] als de Kliniek dient te worden aangemerkt als (zelfstandig) hulpverlener in de zin van art. 7:446 ter zake van de hiervoor in 3.2.1 bedoelde patiënten.

Art. 7:454 BW legt op iedere hulpverlener de verplichting om een dossier in te richten en te bewaren. Op grond van art. 7:456 BW dient de hulpverlener aan de patiënt desgevraagd zo spoedig mogelijk inzage in of afschrift van het dossier te verstrekken. Uit deze bepalingen vloeit voort dat iedere hulpverlener dient te beschikken over de dossiers van patiënten voor zover deze door hem als hulpverlener zijn behandeld, hetgeen meebrengt dat hij in zoverre (in beginsel) recht heeft op in ieder geval een kopie van die dossiers. In een geval als het onderhavige, waarbij verschillende hulpverleners uiteengaan, is daarom geen sprake van onnodig kopiëren van patiëntendossiers, zoals het onderdeel suggereert. Voor zover de klachten nog betogen dat het hof bepaalde belangen van de Kliniek onvoldoende zou hebben meegewogen, miskennen zij dat geen belangenafweging nodig was om vast te stellen dat [verweerder] als hulpverlener recht had op afgifte van kopieën van de patiëntendossiers. Op het bovenstaande stuiten ook de klachten van de onderdelen 2.1-II en 2.1-III, voor zover zij hierop voortbouwen, af.