DOSSIERS
Alle dossiers

rechtspraak  

LS&R 386

Twijfel om de kenmerken van het product

Bestuursrechter Rechtbank 's-Gravenhage 14 november 2012, LJN BY5486 (The Natural Health Company B.V.

Olive OilLevensmiddel of geneesmiddel? Toepassing hierarchiebepaling ex artikel 1, zesde lid, van de Geneesmiddelenwet en aandieningscriterium leidt tot boete op grond van overtreding artikel 40 en artikel 84 Geneesmiddelenwet.

Een controleambtenaar van de nVWA heeft geconstateerd dat in de etalage van de winkel van eiseres te ’s-Gravenhage voorverpakkingen kokosolie waren uitgestald. Op het informatieblad ernaast stond vermeld:

‘Wat is de beste olie om te bakken? Als je een gezonde leefstijl nastreeft, kun je beter niet in zonnebloemolie en dieetmargarine bakken. Het is zelfs sterk af te raden. Bij verhitting worden deze meervoudige onverzadigde vetzuren namelijk omgevormd tot peroxides, die erg schadelijk voor je gezondheid kunnen zijn. Ze zijn verantwoordelijk voor talloze welvaartziekten. […].’

In het bestreden besluit is overwogen dat de kokosolie, de High Omega Perilla en de krill-olie (de producten) geneesmiddelen zijn als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Gmw, omdat ze gepresenteerd zijn als zijnde geschikt voor het genezen of voorkomen van een ziekte of gebrek bij de mens. Daartoe wordt overwogen dat de hiervoor weergegeven teksten vermeldingen zijn die aan de waar eigenschappen toeschrijven inzake het genezen, voorkomen of behandelen van ziekten van de mens of die toespelingen maken op zodanige eigenschappen, aangezien een relatie wordt gelegd tussen het gebruik van kokosolie en het voorkomen en behandelen van (bacteriële, virus en schimmel) infecties en hart- en vaatziekten; een relatie wordt gelegd tussen het gebruik van High Omega Perilla en het voorkomen en behandelen van ontstekingen en trombosevorming; en een relatie wordt gelegd tussen het gebruik van krill-olie en het voorkomen van chronische ziekten.

Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de Geneesmiddelenrichtlijn zijn in geval van twijfel, wanneer een product, gezien zijn kenmerken, aan de definitie van een geneesmiddel en aan de definitie van een product dat onder de toepassing van andere communautaire wetgeving valt, beantwoordt, de bepalingen van deze richtlijn van toepassing. Echter de rechtbank verklaard het beroep ongegrond:

De rechtbank is van oordeel dat verweerder het aandieningscriterium heeft kunnen hanteren bij beantwoording van de vraag of de producten al dan niet geneesmiddelen zijn. Het aandieningscriterium vindt zijn oorsprong in artikel 1, tweede lid, onder a, van de Geneesmiddelenrichtlijn. Volgens bestendige jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie (HvJ EG) dient het aandieningscriterium ruim te worden uitgelegd en is bij toepassing ervan van belang de indruk die de wijze van aandiening wekt op de met een gemiddeld onderscheidingsvermogen begiftigde consument (vgl. HvJ EG in de zaak Van Bennekom, 30 november 1983, zaaksnummer C-227/82, LJN BF5707, r.o. 18). Gelet op die maatstaf onderschrijft de rechtbank het standpunt van verweerder dat de producten, vanwege de hiervoor weergeven tekst op de informatiebladen, zijn gepresenteerd als geneesmiddel.

Het betoog van eiseres dat het bij toepassing van de hiërarchiebepaling van artikel 1, zesde lid, van de Gwm moet gaan om twijfel om de kenmerken van het product, en dat die kenmerken zien op het toedieningscriterium en niet op het aandieningscriterium, faalt. In het arrest van het HvJ EG in de zaak Chemische Fabrik Kreussler&Co. GmbH. tegen Sunstar Deutschland GmbH. van 6 september 2012 (zaaksnummer C-308/11, LJN BX7410) waarnaar eiseres verwijst, geeft het HvJ EG antwoord op de vraag hoe het begrip ‘farmacologisch effect’ in de zin van artikel 1, punt 2, onder b, van de Geneesmiddelenrichtlijn uitgelegd dient te worden. In dat kader overweegt het HvJ EG dat ‘rekening moet worden gehouden met alle kenmerken van het product, in het bijzonder de samenstelling, de gebruikswijzen, de omvang van de verspreiding ervan, de bekendheid van de consument ermee en de risico’s die het gebruik ervan kan meebrengen’ (r.o. 34). Uit deze overweging, mede bezien in het licht van de achterliggende rechtsvraag, volgt niet dat het aandieningscriterium geen rol speelt bij de vraag of een product, gelet op zijn kenmerken, onder de definitie van een geneesmiddel valt.
LS&R 382

Zo belangrijk als dagelijks een glas melk

BGH 5 december 2012, I ZR 36/11 (Monsterbacke) - Prejudiciële vragen aan HvJ EU 27 december 2012, zaak C-209/12 (Ehrmann tegen Zentrale zur Bekämpfung unlauteren Wettbewerbs)

Uitspraak helaas pas over enkele maanden beschikbaar. Uit't (Duits vertaalde) persbericht: Gedaagde produceert en verkoopt zuivelproducten een vruchtenkwark genaamd "Monsterbacke". Op de bovenkant van de verpakking gebruikten ze de slogan "Net zo belangerijk als het dagelijkse glas melk". Verzoekster is van mening dat deze claim niet is toegestaan op grond van § 4 nr. 11 Gesetz gegen den unlauteren Wettbewerb, in samenhang met artikel 9 en 10 van de zogenaamde gezondheidsclaimsverordening [EG] nr. 1924/2006, omdat de slogan over zowel voedingswaarde als gezondheidsbetrokken claims voor levensmiddelen bevat, maar verdere informatie niet beschikbaar was. Voor het overiges is de slogan misleidend volgens § 11, lid 1 LFGB, omdat niet op de aanzienlijk toegenomen suikergehalte wordt gewezen ten opzichte van melk.

Gestelde vraag:

Moesten de vermeldingsplichten in de zin van artikel 10, lid 2, van verordening (EG) nr. 1924/2006 reeds in 2010 worden nageleefd?

LS&R 363

Stichting Stophersentumoren maakt misleidende reclame

RCC 6 november 2012 zaaknr. 2012/00957 (stop hersentumoren)

De klacht heeft betrekking op een commercial waarin de aandacht wordt gevestigd op het ontbreken van gedegen onderzoek naar hersentumoren.  In beeld verschijnt een ouderpaar met een jong kind dat in het ziekenhuis tegenover een arts zit.  De voice over zegt:   “De dokter vertelt dat jullie zoontje een hersentumor heeft. En dat het iedereen kan overkomen. Jong en oud. En ook al sterven er vier mensen per dag aan, er is nog geen genezende behandeling mogelijk omdat er geen gedegen onderzoek wordt gedaan. Zonder onderzoek is dit gevecht dus al verloren, voordat jullie er aan beginnen. Hoogstwaarschijnlijk is je zoontje binnen 15 maanden dood. Zonder onderzoek geen kans. Zonder u geen onderzoek.”
 
 Als ouder van een zoon met een hersentumor vindt klaagster dat het filmpje schokkende beelden laat zien en horen. Klaagster vraagt zich af waar de cijfers die worden genoemd op zijn gebaseerd. De zoon van klaagster leeft al 11 jaar met een niet operabele hersenstam tumor en heeft het afgelopen jaar zijn HAVO diploma gehaald. Verweer luidt dat het onderzoek is onderbouwd met feitelijke gegevens en deskundigenonderzoek.. De Com­missie is van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, te weten het doneren van geld. Om die reden is de uiting op dit punt misleidend en daarmee oneerlijk zoals bedoeld in artikel 7 NRC.

De kwaadaardige hersentumor is een nog vrij onbekende ziekte. Met de campagne hoopt verweerder de ziekte uit de anonimiteit te halen. Dit wordt op indringende wijze gedaan, omdat verweerder gelooft dat het effect heeft om het grote publiek zeer direct te confronteren met de ernst van deze ziekte en het ontbreken van kennis over de oorzaak en de behandeling ervan.

Verweerder is ervan overtuigd dat sprake is van een integere reclame, waarbij het belang van meer onderzoek naar een betere behandeling van kwaadaardige hersentumoren volle aandacht krijgt. Verweerder is zich ervan bewust dat een dergelijke commercial onrust kan veroorzaken, maar vond het in belang van de (toekomstige) patiënt en hun naasten dat de ernst van de ziekte toch aandacht verdient rondom de Internationale Hersentumorweek.

De Commissie begrijpt uit de stelling van klaagster dat het voor haar niet duidelijk is waarop de in de commercial genoemde feitelijke gegevens zijn gebaseerd en dat zij op grond van ervaringen met haar eigen zoon, deze ook in twijfel trekt. Aldus begrijpt de Commissie haar klacht aldus dat volgens haar de reclame behalve schokkend, tevens misleidend is.
In de reclame-uiting wordt echter zonder nadere nuancering gesproken over ‘een hersentumor’ die is geconstateerd, waarvan vervolgens wordt gezegd dat ‘er’ vier mensen per dag aan sterven. Tot slot wordt voorspeld dat het in de reclame bedoelde jongetje ‘hoogstwaarschijnlijk binnen 15 maanden dood’ is. In de gehele commercial wordt geen onderscheid gemaakt tussen kwaadaardige en goedaardige hersentumorentumoren of de verschillen in gradaties die hierin bestaan en de gevolgen voor de overlevingsperiode.
 
Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument de boodschap in de commercial daarom aldus opvatten dat deze betrekking heeft op iedere willekeurige vorm van een hersentumor en wordt de onjuiste indruk achtergelaten dat ten aanzien van een persoon (jong of oud) bij wie een hersentumor is geconstateerd, ongeacht  in welke vorm, de kans buitengewoon groot is dat hij of zij binnen 15 maanden dood is.
Gelet op het voorgaande gaat de commercial gepaard met voor de gemiddelde consument onduidelijke informatie zoals bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Com­missie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, te weten het doneren van geld. Om die reden is de uiting op dit punt misleidend en daarmee oneerlijk zoals bedoeld in artikel 7 NRC.

Bij de beantwoording van de vraag of een uiting in strijd is met deze criteria stelt de Commissie zich, gezien het subjectieve karakter daarvan, terughoudend op. Getoetst wordt immers aan subjectieve normen waarbij, anders dan bij objectieve normen, de persoonlijke waardering een belangrijke rol speelt, die per individu kan verschillen. Bij toetsing van een uiting aan subjectieve normen beoordeelt de Commissie of volgens huidige maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare zijn overschreden. Daarbij kunnen verschillende factoren een rol spelen, zoals bijvoorbeeld de boodschap van de uiting, het daarmee beoogde doel en de wijze waarop dit in de uiting is uitgewerkt. Gelet hierop acht de Commissie -voornoemde terughoudendheid in acht genomen- de uiting niet van dien aard, dat daarmee de in dit verband genoemde artikelen van de Nederlandse Reclame Code worden overtreden. Dat niet iedereen de uiting zal waarderen, leidt niet tot een ander oordeel.  Op dit punt wordt de klacht derhalve afgewezen.
 
Op grond van het hiervoor in het oordeel onder 1. bepaalde, acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder, voor zover nog nodig, aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.
LS&R 354

Ingredienten hebben geen wetenschappelijk bewezen werking

Vzr RCC 30 oktober 2012, dossiernr. 2012/00834 (Klager tegen adverteerder Nuvoryn)

De bestreden reclame-uitingen betreffen de onderdelen van de website nuvoryn.nl: De subpagina “how it works” voor zover het betreft de mededelingen:  “Nuvoryn bevat specifieke ingrediënten die op specifieke vlakken helpen met afslanken” en “Nuvoryn werkt als een vetverbrander, en een stofwisseling- en energiebooster”, en de mededeling: “Klinisch geteste ingre­diën­ten, bewezen resultaten”, daarnaast de subpagina betreffende de mededeling dat Nuvoryn erkend is door artsen en door doktoren (zoals dr. M. Weis) “aanbevolen” wordt.

Klager stelt dat de uitingen door de mededelingen on­juiste informatie bevatten en misleidend zijn. Klager betwist dat de ingrediënten van Nu­voryn hel­pen met afslanken of de werking hebben die in de uitingen wordt toe­ge­schreven. De testimonials zijn misleidend. De uitingen zijn inderdaad niet feitelijk wetenschappelijk bewezen, en er volgt een aanbeveling om niet meer op dergelijke wijze reclame te maken. 

Met betrekking tot de bestreden testimonials
4)  Op de website staan diverse testimonials van personen die beweren dat zij Nuvoryn heb­ben gebruikt en daardoor een groot gewichtsverlies hebben ervaren. Klager heeft onweer­spro­ken gesteld dat deze testimonials niet overeenkomen met on­der­zoekresultaten. De voorzitter is om die reden van oordeel dat niet kan worden aangeno­men dat de testimonials op waarheid berusten. In zoverre is de uiting in strijd met artikel 9 NRC.

Met betrekking tot de mededeling dat Nuvoryn is erkend en wordt aanbevolen door artsen
 5)  De voorzitter is van oordeel dat de gemiddelde consument op grond van de hier bedoelde mededelingen zal aannemen dat Nuvoryn ook in Nederland door artsen als afslank­mid­del is erkend en wordt aanbevolen. Klager heeft evenwel onweersproken gesteld dat Nuvoryn in de NHG-standaard “Obesitas M95” voor huisartsen niet wordt genoemd als voedingssupple­ment voor de behandeling van obesitas. Ook verder is niet gebleken dat in Nederland Nuvo­ryn door artsen is erkend en wordt aanbevolen

De beslissing van de voorzitter
De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

LS&R 340

Weldadige warme sensatie en geur is onvoldoende onderbouwd of aangetoond

Vz (toewijzing) RCC 24 oktober 2012, dossiernr. 2012/00839 (Penis XXL crème)

Reclamerecht. Klaagster stelt, kort samengevat, dat het onduidelijk is of het gaat om een penisvergrotend of erectiestimulerend middel. Voor geen van beide toepassingen is de beweerde werkzaamheid van jojoba-olie of enig andere (niet nader genoemde) stof in de crème, wetenschappelijk aangetoond.

De voorzitter is van oordeel dat de klacht de Commissie aanleiding zal geven tot het doen van een aanbeveling. Hij overweegt daartoe het volgende.

De voorzitter acht het voldoende duidelijk dat in de uiting een erectiestimulerend middel wordt aangeprezen, mede door de bewering dat de crème een weldadige uitwerking heeft op de doorbloeding van de zwellichamen. De enkele toelichting van adverteerder dat de crème helpt bij een erectie door het veroorzaken van een warme sensatie en geur, is onvoldoende om aan te nemen dat de crème (of enig van haar bestanddelen) een rechtstreekse en louter fysieke uitwerking heeft op de zwellichamen.

Nu een dergelijke uitwerking ook niet op enig andere wijze wordt onderbouwd of aangetoond, bevat de uiting onjuiste informatie ten aanzien van een van de voornaamste kenmerken van de aangeprezen crème, te weten de van het gebruik te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument door de uiting tevens ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

LS&R 332

Geen gevaar voor mensen met normaal cholesterolgehalte

 RCC 16 oktober 2012 dossiernr. 2012/00662 (klager tegen Becel pro. activ)

Op de verpakking staat dat Becel pro.activ actief cholesterol verlaagt en - op de onderzijde van de verpakking - dat het product “uitsluitend is bedoeld voor mensen die hun cholesterolgehalte willen verlagen.” Op de verpakking wordt niet meegedeeld dat het product alleen bedoeld is voor mensen met een verhoogd cholesterolgehalte.
Klager acht de verpakking van Becel pro.activ misleidend is, omdat deze niet duidelijk maakt dat het product uitsluitend bedoeld is voor mensen met een (bewezen) verhoogd cholesterolgehalte. Volgens de klager ligt het voor de hand dat consumenten preventief, uit angst voor een te hoog cholesterolgehalte, Becel pro.activ gaan gebruiken. 

De Commissie acht dat Unilever voldoende heeft weersproken dat er Becel pro.activ gevaar oplevert bij consumptie door mensen met een normaal cholesterolgehalte, daarnaast is de verpakking niet in strijd met de Europese regelgeving. De klacht wordt afgewezen.

De Commissie stelt voorop dat de onderhavige beslissing betrekking heeft op - en beperkt is tot - wat door klager is omschreven als “de kern van de klacht”, te weten de mededeling “Dit product is uitsluitend bedoeld voor mensen die hun cholesterolgehalte willen verlagen”, welke omschrijving ruimer is dan de specifieke groep van mensen met een (bewezen) verhoogd cholesterolgehalte.

Vast is komen te staan dat aan Unilever in 2000 vergunning is verleend voor het op de markt brengen van Becel pro.activ als “smeersel op basis van gele vetten” (beschikking 2000/500/EC). In de beschikking zijn aanvullende bijzondere etiketteringsvoorschriften gesteld, die bij Verordening (EG) 608/2004 d.d. 31 maart 2004 van toepassing zijn verklaard op onder andere alle voedingsmiddelen waaraan plantensterolen zijn toegevoegd, zoals Becel pro.activ. Op grond van artikel 2 lid 3 van deze verordening moet in de etikettering van dergelijke voedingsmiddelen worden vermeld: “dat het product uitsluitend bedoeld is voor mensen die hun bloedcholesterolgehalte willen verlagen”. Deze doelgroepomschrijving is op de verpakking van Becel pro.activ nagenoeg identiek en goed leesbaar overgenomen, zodat de verpakking op dit punt in overeenstemming is met de van toepassing zijnde Europese regelgeving.

De Commissie acht de formulering van de doelgroep op de verpakking ook niet misleidend. Unilever heeft voldoende gemotiveerd weersproken dat door het ontbreken van de vermelding dat Becel pro.activ uitsluitend voor mensen met een (bewezen) verhoogd cholesterolgehalte bedoeld is, gevaar voor de veiligheid ontstaat bij consumptie door mensen met een ‘normaal’ cholesterolgehalte. De Commissie acht ook voldoende toegelicht dat de status van dieetproduct in Duitsland en Oostenrijk heeft geleid tot een op nationale regelgeving voor dieetproducten gebaseerde afwijkende beschrijving van de doelgroep van Becel pro.activ, die echter niet van toepassing is op de verpakking(stekst) van in Nederland op de markt gebrachte Becel pro.activ.
LS&R 316

Klager is klachtengeld verschuldigd

Vzr. RCC 9 oktober 2012, dossiernr. 2012-00897, 2012-00898, 2012-00899, 2012-00900, 2012-00901, 2012-00902 (Klager tegen adverteerder)

Reclamerecht. Klacht als beroepsbeoefenaar met commercieel belang. Procesrecht. Klager heeft met online klachtenformulier bezwaar gemaakt tegen een reclame-uiting van adverteerder.  De klacht betreft de volgens klager onjuiste mededeling op de website van adverteerder dat beide mondhygiënisten zijn afgestudeerd aan het ACTA. Klager heeft op het klachtenformulier meegedeeld de klacht als particulier in te dienen. Als adres is postbus 19 te Wolvega opgegeven. Navraag bij PostNL heeft uitgewezen dat dit postbusnummer op naam staat van Tandzorg Klinieken te Steenwijk.

De voorzitter van oordeel dat klager de klacht indient in het belang van de uitoefening van een bedrijf of beroep dan wel in een commercieel belang van een organisatie, zonder dat dit uit de klacht blijkt. De Voorzitter bepaalt dat klager klachtengeld ten bedrage van € 1.000,- verschuldigd is. Het klachtengeld dient binnen veertien da­gen na dagtekening van deze beslissing in het bezit te zijn van de Stichting Reclame Code.

LS&R 301

Bepaald product in een rode kleur

CGR Codecommissie geneesmiddelen 20 september 2012, (AA12.084)

Reclameuiting. Geneesmiddelen. Negatief advies CGR.

Verzoekster wil klanten van apotheek A informeren over de verkrijgbaarheid van geneesmiddelen. Verzoekster heeft het voornemen om iedere twee maanden een informatiebulletin aan genoemde apotheken te versturen en vraagt te beoordelen of de opzet en inhoud van het informatiebulletin in overeenstemming zijn met de gedragscode. De Codecommissie komt tot een negatief advies over het laatste stuk van het informatiebulletin. Bepaalde producten zijn met een rode kleur opgenomen in het informatiebulletin. Op die manier wordt er extra belangstelling voor bepaalde producten gewekt. Dat leidt er toe dat van reclame gesproken moet worden.

"(...)Verzoekster heeft een tweetal stukken aan de Codecommissie verstrekt. Het eerste stuk
houdt een toelichting in op de activiteiten van [apotheek A] en een vermelding van een aantal producten die in het assortiment zijn of zullen worden opgenomen. Het tweede stuk is de assortimentslijst, waarin een groot aantal verkrijgbare artikelen en hun prijs wordt vermeld."

(...)"De eerste bladzijde van het eerste stuk kan niet als reclame worden aangemerkt. Het bevat slechts algemene informatie."

"(...)Het tweede stuk roept geen bezwaar op behoudens waar een bepaald product in een rode
kleur in de lijst is opgenomen. Verzoekster heeft niet aangegeven waarom bepaalde
producten met die kleur zijn opgenomen."

(...)De Codecommissie moet er daarom van uit gaan 2/2 dat dit is gebeurd omdat daardoor extra belangstelling voor die producten wordt gewekt. Dat leidt er toe dat van reclame gesproken moet worden.

(...) De Codecommissie meent dat uit het bovenstaande valt af te leiden in welke opzichten negatief moet worden geoordeeld. De gekozen benadering brengt mee dat verzoekster niet veel meer zal kunnen doen dan zakelijke informatie te verstrekken over wat zij kan leveren en dat zij daarbij geen speciale belangstelling voor één of meer van die producten zal mogen wekken."

Op andere blogs:
Hoogenraad & Haak
(Kleuren maken informatie over geneesmiddel tot reclame)

LS&R 294

Claim flexibele gewrichten dient aannemelijk te worden gemaakt

Vzr. RCC 13 september 2012, dossiernr. 2012/00635, (klager tegen Adverteerder Finitro)

Misleidende reclame-uiting, onjuiste informatie (art.8.2 onder b), in strijd met art. 7 NRC.

Het betreft een reclame-uiting in een Engelstalige e-mail waarin adverteerder een aanbod doet voor “a cure of Finitro for an entire year” onder de volgende mededeling: “As you already know, Finitro is regarded as the cure for maintaining flexible joints. Finitro also supports the production, construction and maintenance of cartilage in the neck, knee-, hands and other joints.”

De klacht is dat de beweringen omtrent het product van Finitro niet feitelijk zijn onderbouwd. De adverteerder claimt dat haar product bijdraagt aan de aanmaak, de opbouw en het behoud van kraakbeen in de gewrichten. Adverteerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat het product de werking heeft die aldus in de reclame-uiting daaraan wordt toegeschreven. De voorzitter doet een aanbeveling.

De voorzitter is van oordeel dat de Commissie de klacht zal toewijzen. Hij overweegt daartoe het volgende.

In de uiting wordt het product van adverteerder aangeprezen als een middel om flexibele gewrichten te behouden. Voorts claimt adverteerder dat haar product bijdraagt aan de aanmaak, de opbouw en het behoud van kraakbeen in de gewrichten. Adverteerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat het product de werking heeft die aldus in de reclame-uiting daaraan wordt toegeschreven.

Blijkens het voorgaande is geen juiste informatie verstrekt over de van het gebruik van het product te verwachten resultaten, een van de belangrijkste kenmerken van het product als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

LS&R 289

Colloïdaal zilver heeft geen aangetoonde werking

RCC 11 september 2012, dossier 2012/00618 (Colloidaalzilver)

In de bestreden uiting wordt gesteld dat colloïdaal zilver “het Eérste Redmiddel bij Virussen, Bacteriën, Schimmels, Parasieten en Prionen” is. Klaagster legt een monografie van de Natural Medicines Comprehensive Database betreffende colloïdaal zilver over. Uit de onder “Effectiveness” weergegeven conclusie blijkt dat er geen bewijs is voor de werkzaamheid van colloïdaal zilver, ook in de medische literatuur is niets hierover te vinden.

Nu de geclaimde werking niet aannemelijk is gemaakt, bevat de uiting onjuist informatie. De werking geschiedt door orale nuttiging en wordt daarmee in strijd met 20 lid 2 sub a Warenwet gedaan. Er volgt een aanbeveling.

 

Nu de in de uiting geclaimde werking van colloïdaal zilver bij “virussen, bacteriën, schimmels, parasieten en prionen” door klaagster gemotiveerd is aangevochten, ligt het op de weg van adverteerder deze werking en daarmee de juistheid van de uiting aannemelijk te maken. Adverteerder heeft dit niet gedaan. (...)

Voorts handelt adverteerder - voor zover colloïdaal zilver mede wordt aangeprezen als een voor orale nuttiging (“inwendige toepassing”) door de mens bestemd middel - in strijd met artikel 20 lid 2 sub a van de Warenwet, nu moet worden geoordeeld dat in de bestreden uiting aan het product eigenschappen worden toegeschreven inzake het voorkomen, behandelen of genezen van een ziek­te van de mens, of dat op zodanige eigenschappen toespelingen worden gemaakt. De mededeling dat colloïdaal zilver “het eerste redmiddel bij virussen, bacteriën, schimmels, parasieten en prionen” is en de vermelding van ziekten op de lijst waarbij colloïdaal zilver kennelijk inwendig dient te worden toegepast, dienen te worden opgevat als verboden claims in de zin van artikel 20 lid 2 onder a van de Warenwet. Gelet hierop is de uiting in strijd met artikel 2 NRC.