DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op woensdag 16 december 2015
LS&R 1226
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Andersluidende Salmonella resultaten tegenexpertise, betekent niet dat chilipoeder veilig is

CBb 24 november 2015, LS&R 1185; ECLI:NL:CBB:2015:397 (appellant tegen Minister VWS)
Levensmiddelenrecht. Warenwet. In de paprikapoeder van appellante is Salmonella aangetroffen. De Minister legt haar een boete op, omdat zij niet onmiddellijk procedures heeft ingeleid om het product uit de handel te halen. Appellante gaat hiertegen in beroep. Zij beroept zich op de tegenexpertise waaruit bleek dat niet alle monster Salmonella bevatten. Het College gaat hier niet in mee. De resultaten van de tegenexpertise maakt de resultaten van het NVWA onderzoek volgens haar niet onjuist. Appellante kan dan ook niet zeggen dat ze geen redenen meer had om aan te nemen dat de poeder niet aan de veiligheidsvoorschriften voldeed. Het beroep wordt afgewezen.

6.4. Voor zover appellante naar voren heeft gebracht dat zij – naast de voor de aanwezigheid van Salmonella in de partij chilipoeder negatieve uitslag in het ‘certificate of weight & quality’ van Geo-Chem Laboratories Pvt. Ltd. van 1 juli 2010 en het analysecertificaat van NofaLab B.V. van 5 juli 2010 – beschikte over het in opdracht van [naam 3] uitgebrachte onderzoeksrapport van Bureau de Wit van 28 juli 2011, waarin als resultaat van de analyse van vier voor tegenexpertise achtergelaten monsters werd gerapporteerd dat Salmonella niet aanwezig was, is het College van oordeel dat appellante daaraan niet de conclusie kon verbinden dat van het onmiddellijk inleiden van de procedures kon worden afgezien. Met die tegenexpertise stond de onjuistheid van de resultaten van het door het laboratorium van NVWA uitgevoerde onderzoek niet vast, zodat niet kan worden gezegd dat er daarom geen redenen (meer) waren om aan te nemen dat het chilipoeder niet voldeed aan de voedselveiligheidsvoorschriften.

6.5. Het College ziet geen grond voor het oordeel dat achteraf beschouwd de resultaten van het door het laboratorium van NVWA uitgevoerde onderzoek voor onjuist moeten worden gehouden. De stelling dat het laboratorium van NVWA een niet gangbare en niet met de laatste wetenschappelijke inzichten overeenstemmende methode heeft toegepast, heeft appellante niet onderbouwd. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, is de omstandigheid dat zowel Bureau De Wit als NofaLab B.V., naar appellante bij e-mailbericht van 12 augustus 2011 aan een van de controleambtenaren liet weten, zich erover zouden hebben verbaasd dat een voorbehandeling conform ISO 6887-4:2003 had plaatsgevonden, is ontoereikend. Appellante heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat het onderzoek op basis van de in ISO 6887-4:2003 beschreven methode – volgens welke blijkens § 9.5.4.4 bij bepaalde (gedehydrateerde) voedseladditieven die remmende stoffen bevatten die de bacteriologische activiteit verminderen een voorbehandeling plaatsvindt met kaliumsulfaat (K2SO4) om de detectie van Salmonella mogelijk te maken – niet deugt of dat de resultaten van het onderzoek onjuist waren of dat voor chilipoeder de in ISO 6579:2002 beschreven methode, die de door appellante genoemde onderzoeksinstituten telkens hebben toegepast, de meest aangewezen methode is.