Gepubliceerd op dinsdag 25 maart 2014
LS&R 872
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Belang bij schoning add-onlijst onvoldoende gemotiveerd door NZa

CBb 19 december 2013, ECLI:NL:CBB:2013:278 (NVZ tegen NZa)
Wet marktordening gezondheidszorg. Proceskostenveroordeling. Voorlopige voorziening. Schoning van de zogenoemde add-onlijst met 28 stofnamen en indicaties. De beslissing tot schoning viel pas op het moment dat de inkooponderhandelingen tussen ziekenhuizen en zorgverzekeraars over 2014 al in een vergevorderd stadium waren. De NZa is verder van plan met ingang van 1 januari 2015 de bekostiging van dure geneesmiddelen voor medisch specialistische zorg ingrijpend te wijzigen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de NZa niet voldoende heeft gemotiveerd welk zwaarwegend belang op dit moment nog met de schoning van de lijst gediend is en hoe dat belang is afgewogen tegenover de belangen van de ziekenhuizen. Het verzoek wordt toegewezen.

7. De voorzieningenrechter stelt vast dat vóór 2012 de Beleidsregel dure geneesmiddelen (BR/CU-2017) gold. Op grond van deze beleidsregel konden ziekenhuizen in aanmerking komen voor een extra budgettaire vergoeding voor dure geneesmiddelen, indien die middelen stonden vermeld op de zogenoemde stofnamenlijst die als bijlage bij de beleidsregel was gevoegd. Met ingang van 2012 werd voor de ziekenhuiszorg een nieuw systeem van prestatiebekostiging ingevoerd. Aangezien het tot dan toe geldende systeem van functiegerichte budgettering werd beëindigd was er geen plaats meer voor compensatie van kosten van dure geneesmiddelen door het toekennen van een extra budgettaire vergoeding.
Mede in verband hiermee heeft verweerster op aanwijzing van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de Beleidsregel Prestaties en tarieven medisch specialistische zorg vastgesteld. Deze beleidsregel voorziet in aparte supplementaire prestaties – zogenoemde add-ons – voor dure geneesmiddelen. Ziekenhuizen kunnen een add-on additioneel bij een dbc-zorgproduct declareren, indien de stofnaam van het geneesmiddel en de indicatie waarvoor het wordt toegepast voorkomen op bijlage 5 van de Beleidsregel Prestaties en tarieven medisch specialistische zorg. Dit betreft de zogenoemde add-onlijst. Verweerster hanteert voor het opnemen van een nieuwe stofnaam of indicatie op de add-onlijst onder meer het kostencriterium van gemiddeld € 10.000,- per patiënt per jaar. Bij de invoering van de prestatiebekostiging per 1 januari 2012 heeft verweerster er evenwel in eerste instantie mee volstaan op de add-onlijst alle stofnamen die voorkwamen op de stofnamenlijst behorend bij de Beleidsregel dure geneesmiddelen zonder toetsing aan het kostencriterium over te nemen.
Verweerster is in 2012 tevens begonnen aan de voorbereiding van een advies aan de minister waarin het bekostigingsbeleid ten aanzien van dure geneesmiddelen in een medisch specialistische setting in brede zin zou worden herzien. In juli 2013 heeft verweerster haar advies hierover uitgebracht aan de minister. In dit advies werd voorgesteld om met ingang van 1 januari 2015 een nieuw systeem in te voeren waarin een add-on alleen wordt vastgesteld op gezamenlijk verzoek van minstens één zorgaanbieder en minstens één zorgverzekeraar. Het door verweerster gehanteerde kostencriterium zou dan komen te vervallen. Bij brief van 23 oktober 2013 met kenmerk 155900-111084-GMT heeft de minister het advies van verweerster overgenomen.
Verweerster heeft tussentijds ingezet op een toetsing van alle stofnamen en indicaties op de add-onlijst aan (onder meer) het kostencriterium, hetgeen heeft geleid tot de bestreden beslissing om 28 stofnamen en indicaties met ingang van 1 januari 2014 van deze lijst te verwijderen. De financiële omvang van de verwijderde stofnamen en indicaties bedraagt blijkens paragraaf 3.2 van bijlage 1 van het rapport ‘Beoordeling updaterelease DOT 2014 (RZ14b)’ van verweerster van november 2013 afgerond € 130 miljoen voor 70 ziekenhuizen. Ter vergelijking is in het rapport vermeld dat de add-onlijst in 2012 een financiële omvang van in totaal afgerond € 1,1 miljard voor 70 ziekenhuizen vertegenwoordigde.
Verweerster heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter (nog) niet voldoende gemotiveerd welk zwaarwegend belang op dit moment nog met de schoning van de lijst gediend is en hoe dat belang is afgewogen tegenover de belangen van verzoekers. Zij wijst er op dat zij dit heeft aangekondigd en daarom daartoe gehouden is. Voorts heeft verweerster niet gewezen op een materieel effect, dat met de wijziging van de add-onlijst wordt beoogd.
De voorzieningenrechter neemt in de eerste plaats in aanmerking dat, gelet op het door de minister overgenomen advies, vaststaat dat de situatie waarin stofnamen en indicaties op de add-onlijst voorkomen die niet aan het kostencriterium zijn getoetst op termijn zal worden beëindigd en dat het kostencriterium zal worden verlaten. Anderzijds neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat verzoekers aannemelijk hebben gemaakt dat de beslissing van verweerster niet te verwaarlozen gevolgen kan hebben voor de contractering 2014. Verweerster heeft eerst bij circulaire van 16 oktober 2013 haar beslissing over de verwijdering van de stofnamen en indicaties van de add-onlijst openbaar gemaakt aan onder andere individuele ziekenhuizen en zorgverzekeraars. Vóór deze datum had verweersters beslissing een voorlopig karakter en was alleen (vertrouwelijk) medegedeeld aan brancheorganisaties. Gelet hierop kon pas vanaf de openbaarmaking van de circulaire de beslissing van verweerster in volle omvang worden betrokken bij de onderhandelingen in het kader van de contractering 2014. Aangezien de onderhandelingen toen in sommige gevallen al waren afgerond en zich in andere gevallen in een afrondend stadium bevonden, leidde dit ertoe dat reeds gemaakte afspraken nu moeten worden aangepast.
Gezien het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen op de hierna te melden wijze.