Gepubliceerd op dinsdag 22 april 2014
LS&R 890
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Gebrek aan hoffelijkheid en miscommunicatie geen onrechtmatig handelen of wanprestatie

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15 april 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3191 (X tegen Stichting Zorgpartners Friesland c.s.)
Tuchtrecht. Geen onrechtmatigheid. Arts stelt door fouten van collega-artsen in een tuchtrechtelijke procedure te zijn beland. Patiënt heeft een klacht tegen [appellant] ingediend bij het RTG. De klacht van komt er op neer dat [appellant] hem te laat heeft overgedragen en hem informatie heeft onthouden. Het RTG heeft de klacht ten aanzien van de communicatie gegrond verklaard. Kernoverweging aangaande de communicatie was dat [appellant] [patiënt] onvoldoende duidelijk aan [geïntimeerde 3] heeft overgedragen, heeft nagelaten duidelijk te maken wie de regie over het verdere verloop van de behandeling had en dit niet goed heeft gecommuniceerd. Aan [appellant] werd geen maatregel opgelegd. Het hof is van oordeel dat geen sprake is van onrechtmatig handelen jegens [appellant] of van het schenden van maatschapsverplichtingen. Veeleer was sprake van een mêlee van op het belang van de patiënt gerichte bemoeienissen, waarbij op verschillende momenten enige miscommunicatie is opgetreden. Dat de gebeurtenissen rondom de tuchtprocedures voor [appellant] het verdrietige gevolg hebben gehad dat hij als een teleurgesteld dokter met pensioen is gegaan, lijdt geen twijfel. Ook dat levert, hoe reëel dat verdriet ook moge zijn, geen valide grondslag voor zijn vorderingen op.

5.6 Het geheel overziend is hier naar het oordeel van het hof geen sprake geweest van onrechtmatig handelen jegens [appellant] of van het schenden van maatschapsverplichtingen. Het komt het hof voor dat in casu veeleer sprake was van een mêlee van (op het belang van de patiënt gerichte) bemoeienissen, waarbij op verschillende momenten enige miscommunicatie is opgetreden, in de hand gewerkt door het feit dat [patiënt] in een relatief kort tijdbestek eerst door [geïntimeerde 2], vervolgens door [appellant] en ten slotte door [geïntimeerde 3] werd behandeld terwijl ook het gegeven dat [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 2] wèl, en [appellant] geen deel uitmaakten van het Hoofd/Hals-team daarop zijn invloed zal hebben gehad.
Dat de gebeurtenissen rondom de tuchtprocedures voor [appellant] het verdrietige gevolg hebben gehad dat hij na een lange en harmonieuze loopbaan als een teleurgesteld - en voor zijn gevoel aangeschoten - dokter met pensioen is gegaan, lijdt geen twijfel. Echter ook dat levert, hoe reëel dat verdriet ook moge zijn, op zichzelf geen valide grondslag voor zijn vorderingen op.