Gepubliceerd op vrijdag 21 juni 2013
LS&R 608
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Goodwill en patiëntbestand vertrekkende therapeut

Hof Arnhem-Leeuwarden 18 juni 2013, LJN CA3979 (Goodwill vertrekkende fysiotherapeut)
På briksenGoodwill. Is met de vertrekkende fysiotherapeut de overdracht van het maatschapsdeel goodwill overeengekomen? Ja, en er is eveneens geen sprake van ongerechtvaardigde verrijking, maar door de collega is wel het cliëntenbestand overgenomen. Vertrekkende therapeut ging naar het buitenland en kon de diensten niet (meer) verlenen.

4.1. -[betrokkenen] zijn op 1 januari 1999 met elkaar voor onbepaalde tijd een maatschap aangegaan, waarbinnen zij een fysiotherapiepraktijk hebben uitgeoefend. Op 13 juli 2007 heeft [betrokkene 2] de maatschap opgezegd tegen 1 januari 2008. Hij heeft zijn patiëntenbestand aangeboden aan [appellante], [geïntimeerde] en [betrokkene 1], die de behandeling van die patiënten hebben overgenomen en [betrokkene 2] daarvoor een goodwillvergoeding van € 30.438 hebben betaald. De hoogte van deze vergoeding is door de betrokkenen vastgesteld aan de hand van richtlijnen van het Koninklijk Nederlands Genootschap van Fysiotherapeuten (KNGF).

- Op 30 december 2009 heeft [betrokkene 1] aan [appellante] het bedrag van € 21.713,50 betaald als saldo van het bedrag van € 39.692,50 ter zake van goodwill en het bedrag van € 17.979 wegens de vordering die de maatschap nog had op [appellante]

4.3  Vast staat dat [appellante] aan [betrokkene 1] en [geïntimeerde] heeft aange¬boden dat deze tegen betaling van een goodwillvergoeding haar patiënten zouden overnemen en dat de verdere behandeling van die patiënten vanaf het vertrek van [appellante] vanaf 1 juli 2009 werd verzorgd door de fysiotherapiepraktijk die [betrokkene 1] en [geïntimeerde] tot 1 januari 2010 hebben gevoerd. [geïntimeerde] heeft echter bestreden dat zij het aanbod van [appellante] heeft aanvaard. Volgens haar had [appellante] niet mogen aannemen dat [geïntimeerde] stilzwijgend met dat aanbod heeft ingestemd, in het licht van het feit dat de maatschap niet meer bestond toen [appellante] (eind 2008) opzegde.

4.4 (...) Dat in het halve jaar voorafgaand aan het vertrek van [appellante] tussen [appellante], [betrokkene 1] en [geïntimeerde] is gesproken over de voortzetting van de behandeling van die patiënten wijst namelijk niet noodzakelijkerwijs op het bestaan van overeenstemming over de door [appellante] voorgestelde verkoop van het patiëntenbestand, maar kan ook worden opgevat als opvang van de door [appellante] achtergelaten patiënten. [appellante] vertrok immers naar het buitenland, zodat de behandeling van de patiënten niet langer door haar of onder haar verantwoordelijkheid kon worden voortgezet. (...)

4.5  Nu niet gebleken is dat [appellante] uit verklaringen en/of gedragin¬gen van [geïntimeerde] heeft mogen afleiden dat deze instemde met de verplichting tot betaling van een goodwillvergoeding, passeert het hof de bewijsaanbiedingen van [appellante], ook waar die betrekking hebben op de overdracht van de patiënten per 1 juli 2009: die overdracht staat immers vast. Dit leidt tot de conclusie dat de rechtbank de primaire grondslag van de vordering van [appellante] terecht heeft verworpen, zodat de grieven 1, 2 en 3 falen.

4.7  Naar het oordeel van het hof heeft [appellante] onvoldoende onder¬bouwd dat (het vermogen van) [geïntimeerde] is verrijkt als gevolg van de over¬dracht van de patiënten. Niet duidelijk is dat dat vermogen per 1 juli 2009 toenam doordat die overdracht plaatsvond, en in het licht van de situatie van dat moment, waarin [geïntimeerde] en [betrokkene 1] met elkaar streden over de ontbinding van de maatschap, acht het hof het niet redelijk om bij de beoordeling van deze vordering uit te gaan van een andere datum dan 1 januari 2010, toen duidelijk was dat [betrokkene 1] de praktijk zou voortzetten, met dien verstande dat [geïntimeerde] haar eigen patiënten meenam. Tot die door [geïntimeerde] meegenomen patiënten behoorde, naar onweersproken is, slechts één patiëntje dat uit het bestand van [appellante] kwam, terwijl dat patiëntje ook nog eens bijna uitbehandeld was. In hoeverre hieruit voordeel voor [geïntimeerde] is voortgevloeid, heeft [appellante] niet toegelicht. Hetzelfde geldt voor het voordeel dat [geïntimeerde] heeft genoten doordat de omzet gedurende de tweede helft van het jaar 2009 in de maatschap op een hoger niveau lag dan het geval zou zijn geweest indien [appellante] haar patiënten niet aan de maatschap zou hebben overgedragen. Duidelijkheid over de kosten van die omzet, die naar eveneens onweersproken is gebleven grotendeels is gerealiseerd met behulp van personeel van de maatschap, ontbreekt.