Gepubliceerd op vrijdag 17 april 2020
LS&R 1811
Rechtbank Amsterdam ||
25 mrt 2020
Rechtbank Amsterdam 25 mrt 2020, LS&R 1811; ECLI:NL:RBAMS:2020:1881 (Synthon tegen Teva), https://www.lsenr.nl/artikelen/rechtbank-onbevoegd-te-kennisneming-van-vorderingen-ten-aanzien-van-teva

Rechtbank onbevoegd te kennisneming van vorderingen ten aanzien van Teva

Rechtbank Amsterdam 25 maart 2020, IEF 19148, LS&R 1811; ECLI:NL:RBAMS:2020:1881 (Synthon tegen Teva) De zaak gaat over de handhaving van octrooien die betrekking hadden op Teva’s Copaxone® (glatirameeracetaat), een middel dat gebruikt wordt voor de behandeling van MS. Synthon wilde haar eigen glatirameeracetaat-product op de Europese markt brengen. In Tsjechië, Kroatië, Slovenië, Estland, Letland en Slowakije had Teva verboden gekregen op basis van nationale delen van Europese octrooien die achteraf door de Kamers van Beroep van het EOB vernietigd zijn.
De octrooihouder (en tevens de partij die de octrooien in die landen handhaafde) was het Israëlisch bedrijf Teva Pharmaceuticals International Ltd (Teva Ltd). TPI Ltd is door Synthon samen met de Nederlandse Teva entiteit (Teva Pharmaceuticals Europe BV; hier: Teva B.V.) bij de rechtbank in Amsterdam gedagvaard. Teva B.V. was verantwoordelijk voor het op de markt brengen van Teva’s producten op de Europese markt.

Synthon stelde zich op het standpunt dat de Nederlandse rechtbank bevoegd zou zijn om kennis te nemen van de uit de executie van de verboden in  voortvloeiende schadeclaims, waaronder de kosten van het opzetten van een productiefaciliteit in Argentinië. Synthon stelde hiertoe dat de handhavingsmaatregelen door Teva B.V. en Teva Ltd gezamenlijk zijn getroffen. Teva Ltd was de rechthebbende maar het was Teva B.V. die in feitelijke zin de handhaving van de betreffende octrooien had georganiseerd en daartoe advocaten had geïnstrueerd. Deze handhavingsmaatregelen waren onrechtmatig en hierdoor had Synthon schade geleden. Verder zou Teva B.V., en ook Teva Ltd, onrechtmatig verrijkt ten koste van Synthon B.V. omdat de handhaving Teva B.V. financieel voordeel had gebracht. Synthon kon immers haar glatirameer-product niet of minder afzetten, waardoor Teva B.V. haar product Copaxone meer heeft kunnen afzetten.
De Amsterdamse rechtbank dacht daar anders over. In het licht van de argumenten van Teva verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om kennis te nemen van de vorderingen ten aanzien van Teva Ltd. De vorderingen ten aanzien van Teva B.V. zijn afgewezen.

4.18. De rechtbank overweegt als volgt. De situatie van artikel 10 lid 1 Rome II doet zich hier niet voor, omdat ten aanzien van elk van de handhavingsacties is geoordeeld dat deze zijn verricht door Teva Ltd en dat Teva B.V. daarbij niet betrokken was. Ook artikel 10 lid 2 Rome II is in dit geval niet van toepassing, omdat niet alle eisers in hetzelfde land zijn gevestigd als alle gedaagden. Dus is volgens artikel 10 lid 3 Rome II Nederlands recht van toepassing, omdat de gestelde ongerechtvaardigde verrijking zich in Nederland heeft voorgedaan. Immers de verkoop van Copaxone is georganiseerd vanuit Nederland en de daarmee behaalde winst is ook in Nederland geboekt.

4.19. Hierboven is al geconcludeerd dat van enige betrokkenheid van Teva B.V. bij de handhaving van de octrooien niet is gebleken. Dit betekent dat het uitsluitend gaat om de vraag of Teva B.V. ongerechtvaardigd is verrijkt ten gevolge van enig handelen door Teva Ltd. Hierbij verdient het opmerking dat niet vast staat of Synthon een vordering op grond van een onrechtmatige daad heeft jegens Teva Ltd. Dit heeft de rechtbank immers niet kunnen beoordelen nu zij daartoe niet bevoegd is. Het is maar de vraag of de rechtbank dan wel bevoegd zou zijn om dan alsnog in het kader van de ongerechtvaardigde verrijking het hieraan door Synthon ten grondslag gelegde onrechtmatig handelen van Teva Ltd te beoordelen. Synthon heeft immers de ongerechtvaardigde verrijking in essentie met dezelfde feitelijke grondslag onderbouwd als de onrechtmatige daad. Deze vraag behoeft echter op grond van het onderstaande geen beantwoording omdat ook als, veronderstellenderwijs, aangenomen wordt dat Teva Ltd onrechtmatig heeft gehandeld, een ongerechtvaardigde verrijking door Teva B.V. niet kan worden aangenomen.

4.22. Nu evenmin is gebleken van een ongerechtvaardigde verrijking zullen alle vorderingen jegens Teva B.V. worden afgewezen. De rechtbank heeft ook inzake de gestelde ongerechtvaardigde verrijking geen rechtsmacht om te oordelen jegens Teva Ltd. Dit betekent dat de rechtbank zich jegens Teva Ltd onbevoegd zal verklaren.