Gepubliceerd op maandag 19 november 2018
LS&R 1666
Rechtbanken ||
24 okt 2018
Rechtbanken 24 okt 2018, LS&R 1666; ECLI:NL:RBROT:2018:9336 (Kliniek Naaldwijk tegen DSW c.s.), https://www.lsenr.nl/artikelen/dsw-c-s-handelen-onrechtmatig-door-sturen-brief-met-ernstige-bezwaren-t-a-v-zorg-kliniek-naaldwijk

DSW c.s. handelen onrechtmatig door sturen brief met ernstige bezwaren t.a.v. zorg Kliniek Naaldwijk

Rechtbank Rotterdam 24 oktober 2018, LS&R 1666; ECLI:NL:RBROT:2018:9336 (Kliniek Naaldwijk tegen DSW c.s.) Zorgplicht. Zorgverzekeraars DSW c.s. hebben verwijzende tandartsen een brief gestuurd met ernstige bezwaren ten aanzien van de zorg in Kliniek Naaldwijk. Kliniek Naaldwijk geeft aan dat de inhoud van die brief feitelijk onjuist en daarmee onrechtmatig was. Er was geen concrete informatie dat één van de chirurgen bij de kliniek slechte kwaliteit leverde. Op grond van overgelegde omzetcijfers en uitgewerkte voorbeelden van het verwijzingsgedrag van twee tandartsen is aannemelijk dat zij als gevolg van de handelswijze van DSW c.s. mogelijk schade heeft geleden. Schadestaatprocedure toewijsbaar. Vorderingen toegewezen.

4.5 In dit concrete geval acht de rechtbank de handelwijze van DSW c.s. onrechtmatig. Zoals uit het voorgaande blijkt beschikten zij over geen enkele indicatie dat de in Kliniek Naaldwijk verleende zorg kwalitatief onder de maat was. Er was weliswaar concrete informatie dat één van de aldaar werkzame kaakchirurgen, X, enkele jaren daarvoor in de setting van een algemeen ziekenhuis had gedisfunctioneerd maar of hij binnen Kliniek Naaldwijk slechte kwaliteit leverde was hen niet bekend. DSW c.s. hadden daarin inzicht kunnen krijgen indien zij tevoren contact hadden opgenomen met de IGZ en de kliniek zelf. Niet in geschil is dat DSW daadwerkelijk heeft getracht nadere informatie te verkrijgen van de IGZ, doch dat de IGZ – blijkens haar rapport van 24 maart 2011 – gedurende de looptijd van het onderzoek daarover geen gegevens wenste te verschaffen. Dat DSW vervolgens na het verschijnen van dit rapport, zonder nadere consultatie van de IGZ, op 8 april 2011 de eerder genoemde brief heeft verzonden is onzorgvuldig. Naar het oordeel van de rechtbank leverde de uitkomst van het MCH-rapport van 27 januari 2009 onvoldoende rechtvaardiging op voor het schrijven van de brief van 8 april 2011 en daarvan per gelijke post een afschrift te verzenden aan de verwijzende tandartsen. In die brief werden bovendien in het algemeen ernstige bezwaren geuit ten aanzien van de kwaliteit van de kaakchirurgie binnen Kliniek Naaldwijk. Indien DSW c.s. contact met de kliniek hadden opgenomen hadden zij te horen gekregen dat destijds 4 kaakchirurgen bij Kliniek Naaldwijk werkzaam waren en dat X er slechts gedurende 2 dagen per week werkte. De stelling, dat de aanwezigheid van X afstraalt op het totale kwaliteitsbesef van Kliniek Naaldwijk, hebben DSW c.s. tegen deze achtergrond onvoldoende toegelicht. Tot slot is de laatste zin van de brief van 8 april 2011 feitelijk onjuist, zoals DSW c.s. ook hebben erkend. DSW c.s. waren wel degelijk gehouden om nota’s die zij van verzekerden kregen met betrekking tot in Kliniek Naaldwijk verleende zorg te vergoeden. Samenvattend was het in afschrift verzenden van de brief van 8 april 2011 aan de (37) verwijzend tandartsen in de regio Naaldwijk onrechtmatig. In de begeleidende brief werd ook nog eens expliciet gesteld om met de brief rekening te houden indien zij naar een kaakchirurg willen verwijzen. Zoals Kliniek Naaldwijk terecht heeft gesteld heeft dat - logischerwijs - een enorme impact op het draagvlak van Kliniek Naaldwijk onder het netwerk van verwijzers. Deze verwijzers zien immers niet alleen verzekerden van DSW c.s., maar ook van alle andere zorgverzekeraars in Nederland. Nu hun handelwijze in strijd was met de wet, kunnen DSW c.s. zich niet beroepen op het recht op vrijheid van meningsuiting.

4.7. Partijen twisten over de vraag of en in welke mate door de handelwijze van DSW c.s. schade is ontstaan. Op grond van de door Kliniek Naaldwijk overgelegde omzetcijfers (welke een daling van hun omzet vanaf april 2011 laten zien) en uitgewerkte voorbeelden van het verwijzingsgedrag van twee tandartsen is aannemelijk dat zij als gevolg van de handelwijze van DSW c.s. mogelijk schade heeft geleden, zodat ook de gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure toewijsbaar is. Omdat geen concreet bedrag aan schadevergoeding door Kliniek Naaldwijk wordt gevorderd behoeft de rechtbank in dit stadium geen verder onderzoek te doen naar de vraag of deze cijfers kloppen, of de gegeven voorbeelden representatief zijn, of de omzetdaling volledig valt toe te rekenen aan het onrechtmatig handelen van DSW c.s. en/of het effect van de brief na de rectificatie was uitgewerkt.