Medische dienst  

LS&R 1449

Prescans "Darmkanker eist jaarlijks de meeste doden" is misleidend en dus oneerlijk

Reclame Code Commissie 26 jan 2017, LS&R 1449; Dossiernr: 2016/00929 (Prescan darmkanker), https://www.lsenr.nl/artikelen/prescans-darmkanker-eist-jaarlijks-de-meeste-doden-is-misleidend-en-dus-oneerlijk

RCC 26 januari 2017, RB 2848; LS&R 1449; Dossiernr: 2016/00929 (Prescan darmkanker) Aanbeveling. Het betreft de advertentie van Prescan in dagblad Trouw van 26 november 2016. In de advertentie staat, voor zover hier van belang: “ Darmkanker eist jaarlijks meeste doden. Darmkanker wordt elk jaar bij ruim 15.000 nieuwe gevallen vastgesteld. Hiermee is het de  meest voorkomende kankersoort. Ook eist darmkanker jaarlijks de meeste doden. Hoe eerder darmkanker ontdekt wordt, hoe groter de kans op genezing is. Een preventief darmonderzoek kan afwijkingen aan darmwand en slijmvlies opsporen. Zo krijg je direct inzicht in je gezondheid.” Prescan erkent dat de mededeling “Darmkanker eist jaarlijks de meeste doden” niet juist is, nu darmkanker bij mannen de tweede meest dodelijke kankersoort is en bij vrouwen de derde. De fout is volgens Prescan het gevolg van een onjuiste interpretatie van de cijfers van het IKNL voor wat betreft sterfte bij kanker. Prescan deelt mee de advertentie direct na ontvangst van de klacht te hebben stopgezet en de fout met de betrokkenen te hebben besproken om deze in de toekomst te voorkomen.

 

LS&R 1448

Richtlijn OHP verzet zich niet, maar richtlijn elektronische handel en VWEU verzet zich wel tegen reclameverbod voor tandartsen

Hof van Justitie EU 4 mei 2017, LS&R 1448; ECLI:EU:C:2017:335 (VVT vzw tegen Vanderborght), https://www.lsenr.nl/artikelen/richtlijn-ohp-verzet-zich-niet-maar-richtlijn-elektronische-handel-en-vweu-verzet-zich-wel-tegen-rec

HvJ EU 4 mei 2017, IEFbe 2154; LS&R 1448; RB 2844; ECLI:EU:C:2017:335; C‑339/15 (VVT vzw tegen Vanderborght) Reclamerecht. Oneerlijke handelspraktijk. Verzoeker Luc Vanderborght is sinds 1985 gevestigd als erkend tandarts en gespecialiseerd in cosmetische en implantaatbehandelingen. Hij wordt ervan verdacht tussen 1 maart 2003 en 24 januari 2014 reclame te hebben gemaakt voor zijn praktijk door middel van een reclamezuil ‘van onbescheiden afmeting’ en andere verboden reclamepraktijken. HvJ EU:

1) [Richtlijn oneerlijke handelspraktijken] moet aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzet tegen een nationale wettelijke regeling zoals die in het hoofdgeding, die de volksgezondheid en de waardigheid van het beroep van tandarts beschermt door alle reclame voor mond- en tandverzorging op algemene en absolute wijze te verbieden en door bepaalde vereisten van bescheidenheid voor uithangborden van tandartspraktijken vast te stellen.

LS&R 1441

Ziekenhuis aansprakelijk voorschrijven van Prednison zonder botversterkende middelen

Rechtbank Midden-Nederland 19 okt 2016, LS&R 1441; ECLI:NL:RBMNE:2016:7641 (verzoeker tegen Stichting Alrijne Zorggroep, Medirisk), https://www.lsenr.nl/artikelen/ziekenhuis-aansprakelijk-voorschrijven-van-prednison-zonder-botversterkende-middelen

Rechtbank Midden-Nederland 19 oktober 2016, LS&R ; ECLI:NL:RBMNE:2016:7641 (verzoeker tegen Stichting Alrijne Zorggroep, Medirisk) [verzoeker] , geboren op [1945] , lijdt aan Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD), een chronische longziekte. [verzoeker] is vanaf 1993 bekend met COPD. Zij heeft fracturen in rugwervels opgelopen en stelt het ziekenhuis aansprakelijk gesteld voor het onzorgvuldig behandelen van COPD, meer in het bijzonder voor het voorschrijven van Prednison en zonder daarnaast botversterkende middelen. De rechtbank verklaart voor recht dat er causaal verband (6:98 BW) is tussen de gemaakte medische fouten ex artikel 6:162 BW van het ziekenhuis en de artsen en de bij verzoeker ontwikkelde rugfracturen.

4.28.

De rechtbank overweegt het volgende. [verzoeker] heeft het verzoek tot het tweede deelgeschil ingesteld omdat tussen partijen een discussie is ontstaan bij de uitvoering van de medische expertise door [B] . Zij zijn in de gelegenheid gesteld om nadere vragen te stellen, maar niet tot overeenstemming konden komen over de (nader) te stellen vragen, meer in het bijzonder over de vraag of de door [verzoeker] voorgestelde vragen wel passend waren gelet op de oorspronkelijke vraagstelling. Met name de vraag of de Prednisonmedicatie gedurende de periode 2007 – 2009 door [B] in zijn onderzoek moest worden betrokken vormde de aanleiding voor de discussie tussen partijen. Uiteindelijk is het rapport van [B] , zonder deze gegevens, tot uitgangspunt genomen voor de beoordeling van de causaliteit. Dit neemt naar het oordeel van de rechtbank niet weg dat kan worden aangenomen dat er voor [verzoeker] voldoende aanleiding was om de vraag te willen voorleggen. [verzoeker] had immers door de royale afgifte van Prednison, zonder gebruik van botschermende medicatie, letsel opgelopen, en mocht er in redelijkheid van uitgaan dat de aanvullende gegevens over de duur en omvang van de Prednisonmedicatie mogelijk van belang zouden zijn. Geoordeeld wordt dat Alrijne ten onrechte heeft geweigerd haar instemming te verlenen met de vraagstelling van [verzoeker] op dit onderdeel, zodat het in overwegende mate aan Alrijne is te wijten dat de onderhandelingen zijn vastgelopen. Dit betekent dat de kosten die [verzoeker] heeft gemaakt om de onderhandelingen vlot te trekken, en om te trachten om alle medische gegevens en de apothekerslijsten te verkrijgen, als redelijke kosten worden aangemerkt.

Dat [verzoeker] aanleiding heeft gezien om geen medewerking te verlenen aan de expertise totdat er duidelijk zou bestaan over de nader te stellen vragen, doet daaraan niet af. Naar het oordeel van de rechtbank dient het beroep van [verzoeker] op het blokkeringsrecht ook aldus te worden begrepen en niet als een beroep op het blokkeringsrecht.

LS&R 1377

College van Beroep kan niet toetsen omdat beleid niet zorgvuldig gemotiveerd is

College van Beroep voor het Bedrijfsleven 21 jul 2016, LS&R 1377; ECLI:NL:CBB:2016:231 (Nederlandse Vereniging voor Hyperbare Geneeskunde en de Nederlandse Zorgautoriteit), https://www.lsenr.nl/artikelen/college-van-beroep-kan-niet-toetsen-omdat-beleid-niet-zorgvuldig-gemotiveerd-is

College van Beroep voor het bedrijfsleven 21 juli 2016, LS&R 1377; ECLI:NL:CBB:2016:231 (Nederlandse Vereniging voor Hyperbare Geneeskunde en de Nederlandse Zorgautoriteit) Bij tariefbeschikkingen heeft verweerster een maximumtarieven vastgesteld voor hyperbare zuurstoftherapie. Appellanten bieden deze therapie aan. Het College volgt hen niet in hun betoog, dat het in de beleidsregel neergelegde kostprijsmodel met een maximumtarief o.b.v. de mediane kostprijs, instellingen dwingt om onder hun kostprijs te produceren. Ook wijst het College het betoog van appellanten af, dat hier gebruik had moeten worden gemaakt van de terugvaloptie. De gegevens van het AMC, dat een reeds afgeschreven zuurstoftank gebruikt, mochten in de betrekening betrokken worden, omdat van feitelijk gemaakte kosten wordt uitgegaan. Bovendien worden uitbijters in de mediaanmethode feitelijk buiten beschouwing gelaten. Alleen de vergoeding voor gederfd rendement van het eigen vermogen, die verweerster pas later in de berekening had opgenomen, kan de rechterlijke toetsing niet doorstaan: er is geen beleidsregel die bij de bepaling van de hoogte daarvan sturing gaf en verweerster heeft haar keuzes ook anderszins niet toereikend gemotiveerd. Het beroep is gegrond en verweerster moet opnieuw op het bezwaar besluiten. Gelet op het beperkte financiële belang van de VGREV vindt het College aanleiding de voorlopige voorziening te treffen dat de bij het bestreden besluit vastgestelde tarieven gelden totdat opnieuw op de bezwaren is beslist.

LS&R 1376

Beroepsaansprakelijkheid arts: borstvergrotingen uitgevoerd in privékliniek door gynaecoloog

Hof Den Haag 6 sep 2016, LS&R 1376; ECLI:NL:GHDHA:2016:2503 (borstvergroting door gynaecoloog), https://www.lsenr.nl/artikelen/beroepsaansprakelijkheid-arts-borstvergrotingen-uitgevoerd-in-priv-kliniek-door-gynaecoloog

Gerechtshof Den Haag 6 september 2016, LS&R 1376; ECLI:NL:GHDHA:2016:2503 (borstvergroting door gynaecoloog) Geneeskunde. Beroepsaansprakelijkheid. Beroepsaansprakelijkheid arts: borstvergrotingen uitgevoerd in privékliniek door gynaecoloog. De patiënt heeft klachten na de operatie zoals infecties, grote littekens en assymetrische borsten. Volgens het hof is de opgelopen infectie aan de borst toe te schrijven aan de arts en aan de omstandigheden waaronder zij is geopereerd. Daarnaast is het verwijtbaar dat de arts, ondanks het klagen van de patiënt, een ‘afwachtend beleid’ heeft gevoerd. Ook is de arts te kort geschoten in de nazorg. Het hof veroordeelt de arts tot het betalen van een schadevergoeding.

LS&R 1364

Zienswijze ACM voorwaarden voor declareren voor paramedici

ACM 22 januari 2016, LS&R 1364; Zaaknummer: 15.1255.53 (zienswijze declaratievoorwaarde paramedische specialisaties) Uit het persbericht: De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft aan Autoriteit Consument & Markt (ACM) gevraagd of een voorwaarde om te mogen declareren bij een zorgverzekeraar verenigbaar is met de mededingingsregels. Het gaat om behandelingen in de paramedische zorg, zoals fysiotherapie en logopedie.

Paramedici mochten bepaalde behandelingen pas bij de zorgverzekeraar declareren als zij in een register staan dat door Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en de brancheorganisatie was aangewezen. In haar zienswijze concludeert ACM dat deze voorwaarde risico’s voor de concurrentie oplevert, onder andere omdat bracheorganisaties en ZN door de declaratievoorwaarde als poortwachter fungeerden voor andere organisaties die een register willen aanbieden. De NZa had daarbij geen normen gesteld. De NZa heeft de declaratievoorwaarde inmiddels geschrapt.

 

LS&R 1353

Financiële afwikkeling uittredende specialist

Hof Arnhem-Leeuwarden 21 jun 2016, LS&R 1353; ECLI:NL:GHARL:2016:5034 (maatschap Chirurgen Maatschap Groningen tegen chirurg), https://www.lsenr.nl/artikelen/financi-le-afwikkeling-uittredende-specialist

Hof Arnhem-Leeuwarden 21 juni 2016, LS&R 1353; ECLI:NL:GHARL:2016:5034 (maatschap Chirurgen Maatschap Groningen tegen chirurg)
Financiële afwikkeling rond het uittreden door een van de leden van een maatschap van medisch specialisten. Aan orde komen de vraag of de maatschap heeft gecontracteerd met de uittredende arts persoonlijk dan wel met zijn praktijkvennootschap en de waardering van het onderhanden werk in het kader van de veranderende regelgeving en vergoedingensystematiek (DBC’s) bij het ontbreken van een specifieke bepaling dienaangaande in het maatschapscontract.

LS&R 1344

Vragen gesteld aan HvJ over betaling van bijdrage van de Staat voor medicijnen aan apotheker

Hof van Justitie EU 25 feb 2016, LS&R 1344; (Lombo Silva Cordeiro), https://www.lsenr.nl/artikelen/vragen-gesteld-aan-hvj-over-betaling-van-bijdrage-van-de-staat-voor-medicijnen-aan-apotheker

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 25 februari 2016, LS&R ; C-229/16 (Lombo Silva Cordeiro)
Richtlijn betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties. Verzoeker is eigenaar van een apotheek. Hij start een zaak tegen POR MinVWS en de regionale gezondheidsdienst (verweerders) over het tijdstip van betaling van rekeningen voor de bijdrage van de nationale gezondheidsdienst. Hij meent dat het tijdstip in strijd is met POR regelgeving en met RL 2000/35. Hij vraagt veroordeling van verweerders tot betaling van de facturen binnen 30 dagen en een verbod op het beperken van de frequentie waarmee de rekeningen bij de gezondheidsdienst kunnen worden aangeboden.

LS&R 1340

Conclusie AG: Vergunningsvrije productie van wierookcapsules door apothekers

Hof van Justitie EU 30 jun 2016, LS&R 1340; ECLI:EU:C:2016:492 (Hecht-Pharma tegen Hohenzollern Apotheke), https://www.lsenr.nl/artikelen/conclusie-ag-vergunningsvrije-productie-van-wierookcapsules-door-apothekers

Conclusie AG 30 juni 2016, LS&R 1340; ECLI:EU:C:2016:492; C‑276/15 (Hecht-Pharma tegen Hohenzollern Apotheke)
Geneesmiddel. Voedingssupplement. Prejudicieelgestelde vragen over Duits-nationale regel voor vergunningsvrije, door apothekers geproduceerde wierookcapsules als geneesmiddel [LS&R 1136]. De richtlijn verzet zich niet tegen een nationale wet die geen marktautorisatie vereist voor medicinale producten die door apothekers in beperkte oplage worden geproduceerd. Conclusie AG:

(1)      Article 2(1) of [Directive 2001/83/EC], does not preclude a national law such as Article 21(2), point 1, of the Arzneimittelgesetz (Law on medicinal products), according to which no marketing authorisation is required for medicinal products that are intended for administration to humans and, on account of the proven frequency with which they are the subject of medical and dental prescriptions, the essential manufacturing steps for such products are carried out in a pharmacy as part of the normal pharmacy business producing up to one hundred packages per day ready for dispensation and intended for supply under the existing pharmacy operating licence.

LS&R 1317

Eerst Centraal Tuchtcollege verzoeken om niet-reglementaire spoedprocedure

Rechtbank Den Haag 13 apr 2016, LS&R 1317; ECLI:NL:RBDHA:2016:5097 (Opheffing schorsing BIG-register), https://www.lsenr.nl/artikelen/eerst-centraal-tuchtcollege-verzoeken-om-niet-reglementaire-spoedprocedure

Vzr. Rechtbank Den Haag 13 april 2015, LS&R 1317; ECLI:NL:RBDHA:2016:5097 (Opheffing schorsing BIG-register)
Vordering tot opheffing schorsing van inschrijving in BIG-register. Het reglement van het Centraal Tuchtcollege voorziet niet expliciet in een spoedprocedure, maar de slotbepaling bepaalt dat het college beslist in gevallen waarin het reglement voorziet. Advocaat van eiser heeft zich telefonisch laten informeren over de gebruikelijke doorlooptijden, maar kennelijk niet om een voorlopige voorziening verzocht bij het Tuchtcollege. De beslissing wordt aangehouden tot eiser zich gemotiveerd en gedocumenteerd over deze mogelijkheden kan uitlaten.