LS&R 2238
25 april 2024
Uitspraak

Boete wegens reclame over 'geneesmiddel' zonder handelsvergunning

 
LS&R 2237
18 april 2024
Uitspraak

Deskundige bepaalt welke medische gegevens verstrekt moeten worden

 
LS&R 2236
28 februari 2024
Uitspraak

Het Nederlandse registratiedossier voor Glucamagnesium behoort toe aan appellante

 
LS&R 1406

HvJ EU: compensatie kosten radiodiensten voor veiligheidsdiensten

Hof van Justitie EU 21 dec 2016, LS&R 1406; ECLI:EU:C:2016:974 (TDC), https://www.lsenr.nl/artikelen/hvj-eu-compensatie-kosten-radiodiensten-voor-veiligheidsdiensten

HvJ EU 21 december 2016, IT 2195; LS&R 1406; ECLI:EU:C:2016:974; C-222/13 (TDC) Telecom. De zaak betreft de compensatie voor kosten van spoed- en veiligheidsdiensten (radiodiensten). De universeledienstrichtlijn staat een nationale regeling in de weg die voorziet in een compensatiemechanisme wanneer winst van die diensten hoger is dan verlies van aanvullende verplichte diensten. HvJ EU:

De bepalingen van [universeledienstrichtlijn], meer bepaald artikel 32 van deze laatste, moeten aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale wettelijke regeling die voorziet in een compensatiemechanisme voor het verrichten van aanvullende verplichte diensten op grond waarvan een onderneming geen aanspraak kan maken op vergoeding door de lidstaat van de nettokosten van het verrichten van een aanvullende verplichte dienst, wanneer de winst die die onderneming heeft behaald met het verrichten van andere onder haar universeledienstverplichtingen vallende diensten hoger is dan het aan het verrichten van die aanvullende verplichte dienst verbonden verlies.

Richtlijn 2002/22 moet aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling op grond waarvan een onderneming die als verrichter van aanvullende verplichte diensten is aangewezen, slechts aanspraak kan maken op vergoeding door de lidstaat van de nettokosten van het verrichten van die diensten indien die kosten voor die onderneming een onredelijke last vormen.

Richtlijn 2002/22 moet aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling op grond waarvan de nettokosten die voor een aangewezen onderneming aan een universeledienstverplichting verbonden zijn, moeten worden berekend als zijnde het verschil tussen alle inkomsten en alle kosten die verband houden met de verrichting van de betrokken dienst, daaronder begrepen de inkomsten en de kosten die de onderneming ook zonder universeledienstverrichter te zijn zou hebben gehad.

In omstandigheden als in het hoofdgeding is het feit dat de met een aanvullende verplichte dienst in de zin van artikel 32 van de universeledienstrichtlijn belaste onderneming die dienst niet alleen op het grondgebied van Denemarken, maar ook op dat van Groenland verricht, niet van invloed op de uitlegging van de bepalingen van die richtlijn.

Artikel 32 van richtlijn 2002/22 moet aldus worden uitgelegd dat het rechtstreekse werking heeft voor zover het de lidstaten verbiedt, de onderneming die met het verrichten van een aanvullende verplichte dienst is belast de met die dienst verbonden kosten geheel of ten dele te laten dragen.Het loyaliteits-, het gelijkwaardigheids- en het doeltreffendheidsbeginsel moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staan aan een nationale wettelijke regeling als die in het hoofdgeding, op grond waarvan de met een universele dienst belaste onderneming aanvragen voor vergoeding voor het verlies over het voorgaande boekjaar moet indienen binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf het verstrijken van de termijn waarbinnen die onderneming bij de bevoegde nationale instantie een jaarverslag moet indienen, mits die termijn niet minder gunstig is dan de termijn die naar nationaal recht geldt voor een overeenkomstige aanvraag en hij de uitoefening van de aan de ondernemingen door de universeledienstrichtlijn verleende rechten niet in de praktijk onmogelijk of uiterst moeilijk maakt. Het is aan de verwijzende rechterlijke instantie, dat te verifiëren.

LS&R 1404

Beschikking ingezonden door Ady van Nieuwenhuizen, Kneppelhout Korthals.

Medewerkingsplicht binnen een uur voor beslag op mails met patiëntgegevens die naar privémail zijn gestuurd

Rechtbank Noord-Nederland 8 dec 2016, LS&R 1404; (Atos Medical tegen MDS), https://www.lsenr.nl/artikelen/medewerkingsplicht-binnen-een-uur-voor-beslag-op-mails-met-pati-ntgegevens-die-naar-priv-mail-zijn-g

Vzr. Rechtbank Noord-Nederland 8 december 2016, IEF 16461 (Atos Medical tegen MDS) Ex parte. Beslag. Medewerkingsplicht binnen één uur. Conservatoir beslag tot afgifte op de vanaf zakelijk naar privémailadres gezonden patiëntgegevens. Verzoekster heeft verzocht tot afgifte op de gegevensdragers waarop patiëntgegevens zich bevinden. Op grond van de Wbp en de Wet meldplicht datalekken dient verzoekster te voorkomen dat de aan haar toevertrouwde medische gegevens in handen van derden komt. Gerekwestreerden zullen worden bevolen op eerste mondelinge verzoek van de deurwaarder binnen een uur haar medewerking verlenen, waaronder het beschikbaar stellen van logingegevens, wachtwoorden en andere (technische) informatie ten einde de deurwaarder en de automatiseringsdeskundigen onbelemmerde en algehele toegang te verschaffen tot gegevens en apparatuur. Op last van een dwangsom van €2.000 per uur met maximum van €200.000.

LS&R 1403

Royalty voor licentie voor gebruik antilichaam 'sec' in een gecombineerd 'assay'

Rechtbank Den Haag 26 feb 2016, LS&R 1403; ECLI:NL:RBDHA:2014:17272 (NL Kanker Instituut tegen Fujirebio), https://www.lsenr.nl/artikelen/royalty-voor-licentie-voor-gebruik-antilichaam-sec-in-een-gecombineerd-assay

Rechtbank Den Haag 26 februari 2014, IEF 16460; ECLI:NL:RBDHA:2014:17272 (NL Kanker Instituut tegen Fujirebio) Tussenvonnis. Uitleg licentie. (Tegen)bewijsopdracht. NKI houdt zich bezig met hoogwaardig onderzoek naar kanker en de behandeling daarvan. NKI financiert het onderzoek onder meer uit royalty’s die zij voor haar uitvindingen ontvangt. NKI heeft een hybridomacellijn ontwikkeld waarmee het 115D-8 antilichaam kan worden geproduceerd. FDI heeft (na opvolging) een licentieovereenkomst met NKI. NKI vordert nakoming, e.g. betaling van  royalty's. De centrale vraag in het geschil is hoe de royalty’s op grond van de licentieovereenkomst dienen te worden berekend. Voor de levering van die antilichamen “sec” diende te worden betaald; het staat FDI weliswaar vrij antilichamen “sec” te verkopen, maar dat de royalty’s voor het gebruik van de cellijn zouden worden berekend over de netto verkoopprijs van de CA15-3 kits, ongeacht of de kit door FDI, een gelieerde of een derde onderneming wordt geproduceerd. Daarvoor heeft FDI te weinig royalty’s afgedragen en tekortgeschoten. FDI mag (tegen)bewijs leveren over het feit dat NKI op de hoogte moest zijn dat zij bekend stond als leverancier van antilichamen "sec".

LS&R 1402

Conclusie AG: Nationale regeling voor bepaald maximum zonder dat daaraan een wetenschappelijke risicobeoordeling ligt, is strijdig met Voedingssupplementenrichtlijn

Hof van Justitie EU 15 dec 2016, LS&R 1402; ECLI:EU:C:2016:961 (Procureur de la République tegen Noria), https://www.lsenr.nl/artikelen/conclusie-ag-nationale-regeling-voor-bepaald-maximum-zonder-dat-daaraan-een-wetenschappelijke-risico

Conclusie AG HvJ EU 15 december 2016, RB 2799; LS&R 1402; ECLI:EU:C:2016:961; C‑672/15 (Procureur de la République tegen Noria) Voedingssupplementen – Vitaminen en mineralen – Wederzijdse erkenning – Vaststelling van dagelijkse maximumdoses. Conclusie AG:

Eerste vraag Artikel 34 VWEU en het beginsel van wederzijdse erkenning, beschouwd in het licht van richtlijn 2002/46 van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen, staan in de weg aan een nationale regel waarbij de invoer van in een andere lidstaat rechtmatig vervaardigde of in de handel gebrachte voedingssupplementen wordt verboden op grond dat deze een nutriënt bevatten in hoeveelheden die een bepaald maximum overschrijden, wanneer dit maximum is vastgesteld zonder dat daaraan een wetenschappelijke risicobeoordeling is voorafgegaan die met name beantwoordt aan de in artikel 5, leden 1 en 2, van die richtlijn neergelegde criteria. Indien een dergelijke voorafgaande risicobeoordeling is verricht, vereisen artikel 34 VWEU en het beginsel van wederzijdse erkenning, beschouwd in het licht van richtlijn 2002/46, dat de lidstaten importeurs de mogelijkheid bieden te verzoeken om een herziening van de eerdere risicobeoordeling op basis van wetenschappelijk bewijs dat door de betrokken lidstaat nog niet in aanmerking is genomen. Procedures voor de toetsing van dergelijk nieuw wetenschappelijk bewijs moeten gemakkelijk toegankelijk zijn en binnen een redelijke termijn worden afgesloten, en tegen de hieruit voortvloeiende besluiten moet beroep openstaan bij de nationale rechterlijke instanties.

LS&R 1401

Prejudicieel gestelde vragen HvJ EU: Is een einde-procedure-bericht gelijkwaardig aan ABC-vergunning

Hof van Justitie EU 10 nov 2016, LS&R 1401; (MSD tegen Comptroller-General), https://www.lsenr.nl/artikelen/prejudicieel-gestelde-vragen-hvj-eu-is-een-einde-procedure-bericht-gelijkwaardig-aan-abc-vergunning

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 10 november 2016, IEF 16456; IEFbe 2034; LS&R 1401; C-567/16 (MSD tegen Comptroller-General) Octrooirecht. ABC. Verzoekster heeft een ‘ABC’-aanvraag ingediend voor twee werkzame stoffen (ezetimibe en atorvastatine) in haar product Atozet. De aanvraag steunt op het EUR basisoctrooi dat 19-05-1999 is verleend. Onbetwist is dat de farmaceutische samenstelling in de twee stoffen wordt beschermd door conclusie 17 van het octrooi. De verwijzende rechter besluit de volgende vragen aan het HvJEU te stellen:

(1) Dient een einde-procedure-bericht dat door de referentielidstaat overeenkomstig artikel 28, lid 4 [GeneesmiddelenRl] is opgesteld vóór het vervallen van het basisoctrooi, te worden beschouwd als gelijkwaardig aan een vergunning voor het in de handel brengen voor de toepassing van artikel 3, onder b) [“ABC-verordening”] zodat een aanvrager van een aanvullend beschermingscertificaat in de betrokken lidstaat een dergelijk certificaat kan aanvragen en verkrijgen op basis van het einde-procedure-bericht? (...)

LS&R 1400

Prejudiciële vragen aan HvJ EU over bevoegdheid autoriteit om autonoom de aanvangsdatum van de gegevensbeschermingsperiode van het referentiegeneesmiddel te onderzoeken

Hof van Justitie EU 31 okt 2016, LS&R 1400; C-557/16 (Astellas Pharma tegen Helm), https://www.lsenr.nl/artikelen/prejudici-le-vragen-aan-hvj-eu-over-bevoegdheid-autoriteit-om-autonoom-de-aanvangsdatum-van-de-gegev

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 31 oktober 2016, LS&R ; C-557/16 (Astellas Pharma tegen Helm) Op 19-07-2005 heeft de DUIaut voor geneesmiddelen in het kader van een versnelde procedure op grond van de DUI wettelijke regeling aan verzoekster een vergunning afgegeven voor het in de handel brengen van het geneesmiddel Ribomustin, met als werkzame stof bendamustine. Verzoekster heeft vervolgens van de FRAaut op grond van artikel 28.3 van RL 2001/83 een vergunning gekregen voor het in de handel brengen van Levact, waarvan de werkzame stof ook bendamustine is maar waarvan de therapeutische indicatie licht afwijkt van die van Ribomustin. Verweerster Helm vraagt vervolgens 07-11-2012 om een vergunning op grond van artikel 28.3 van de RL voor het in de handel brengen van Alkybend waarbij DEN referentieLS is en FIN en NOO als betrokken LS. Alkybend wordt aangeduid als een generiek geneesmiddel in de zin van artikel 10.1 van de RL, en de werkzame stof is Bendamustine hydrochloride. Levact wordt als referentiegeneesmiddel genoemd. In de afsluitende rapportage stellen de DENaut 17-01-2014 dat gelet op het einde van de gegevensbeschermingsperiode Ribomustin moet worden beschouwd als referentiegeneesmiddel en niet Levact waarvoor de gegevensbeschermingsperiode zou zijn verstreken in die staten waar een periode van zes jaar geldt. De vergunning voor Levact moet worden beschouwd als onderdeel van de algemene vergunning voor het in de handel brengen van Ribomustin.

LS&R 1399

Vordering afgifte medische gegevens ex 843a Rv tijdens verzoekschriftprocedure in strijd met goede procesorde

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 9 nov 2016, LS&R 1399; ECLI:NL:RBZWB:2016:7052 (X tegen Onderlinge Verzekering Maatschappij ZLM), https://www.lsenr.nl/artikelen/vordering-afgifte-medische-gegevens-ex-843a-rv-tijdens-verzoekschriftprocedure-in-strijd-met-goede-p

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 9 november 2016, IT 2187; LS&R 1399; ECLI:NL:RBZWB:2016:7052 (X tegen Onderlinge Verzekering Maatschappij ZLM) Persoonsgegevens. Medische gegevens. ZLM vordert huisartsenkaart en medische informatie van fysiotherapeutische behandeling die X heeft ondergaan. De incidentele vordering van de verzekeraar tot afgifte van medische gegevens op grond van art. 843a Rv tijdens verzoekschriftprocedure tot het bevelen van een voorlopig deskundigenonderzoek, is in dit stadium, in strijd met een goede procesorde.

LS&R 1398

Prejudicieelgestelde vragen aan HvJ EU: Zijn organismen die verkregen worden via mutagenese, genetisch gemodificeerde organismen?

3 okt 2016, LS&R 1398; (Confédération paysanne e.a.), https://www.lsenr.nl/artikelen/prejudicieelgestelde-vragen-aan-hvj-eu-zijn-organismen-die-verkregen-worden-via-mutagenese-genetisch

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 3 oktober 2016, LS&R 1398 (Confédération paysanne e.a.) Genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s); begrip mutagenese; interne markt. Verzoeksters hebben nietigverklaring gevraagd van een artikel in het Wb van milieu en instelling van een verbod op de teelt en het in de handel brengen van herbicidetolerant gemaakte koolzaadrassen. Zij stellen dat de minister-president niet bevoegd was en om het gewraakte artikel vast te stellen: het door mutagenese verkregen plantenrassen uitsluiten van de werkingssfeer van de regels inzake ggo’s. Zij wijzen tevens op het feit dat de gevolgde procedure onregelmatig is omdat de aangewezen beoordelende instantie niet om advies is gevraagd. Het gaat om het begrip ‘mutagenese’ dat in de FRA regelgeving wordt omschreven als een techniek die niet leidt tot genetische modificatie. Zij stellen dat dit in strijd is met RL 2001/18, RL 2002/53, het voorzorgsbeginsel en het Protocol van Cartagena (biodiversiteit). De vraag is of mutagenese, en in het bijzonder de nieuwe gerichte mutagenesetechnieken, waarbij gentechnologische procedés worden toegepast, kan worden beschouwd als een van de in bijlage I A genoemde technieken, naar welke bijlage artikel 2 van de RL 2001/18 verwijst.

LS&R 1397

Jurisprudentielunch octrooirecht (15dec2016)

Tijdens de jaarlijks terugkerende jurisprudentielunch laten Willem Hoyng en Simon Dack wederom belangrijke en actuele octrooirechtjurisprudentie uit het afgelopen jaar de revue passeren. In slechts 3 uur bent u volledig op de hoogte van de actuele ontwikkelingen in de rechtspraak. Deze cursus biedt verdieping en de verbreding voor de specialist met voorkennis. BESTELLEN

LS&R 1396

Jurisprudentielunch merken-, modellen-, auteursrecht (1dec2016)

Tijdens deze bijeenkomst bespreken Joris van Manen, Paul Geerts en Vivien Rörsch met u de belangrijkste uitspraken op het gebied van het merken-, modellen- en auteursrecht. Van iedere uitspraak wordt de essentie en het belang voor de praktijk besproken. In slechts drie uur tijd bent u volledig op de hoogte van de ontwikkelingen in de meest recente rechtspraak van het afgelopen half jaar. Wilt u dat een uitspraak besproken wordt, laat het weten. BESTELLEN

Onder andere de volgende uitspraken worden besproken:
Merkenrecht: HvJ EU Ferring-Orifarm, Combit-Commit, Tommy Hilfiger
Modellenrecht en overig: HvJ EU Waschball, Canal Digital, Rb DH Parfumswinkel
Auteursrecht: HvJ EU McFadden, GeenStijl, Microsoft