Uitspraak ingezonden door Bas Berghuis van Woortman, Bouke Algie en Machteld Hiemstra, Simmons & Simmons.
Geen inbreuk op ABC door geldig beroep op productie-voor-export vrijstelling
Hof Den Haag 11 februari 2025, IEF 22539, LS&R 2277, IEFbe 3869; ECLI:NL:GHDHA:2025:542 (Janssen Biotech tegen Samsung Bioepis). Janssen heeft een aanvullend beschermingscertificaat (ABC) voor het product ustekinumab en stelt dat Samsung Bioepis (hierna: SB) hier inbreuk op maakt door een ustekinumab biosimilar product te produceren en/of op te slaan voor export naar derde landen. Janssen vorderde bij de voorzieningenrechter een verbod om inbreuk te maken op haar Deense en/of Italiaanse ABC. SB betwist de inbreuk en beroept zich op de productie-voor-export vrijstelling van artikel 5 lid 2, sub a onder i en ii ABC-Vo. SB is voornemens haar biosimilar te vervaardigen en op te slaan met het oog op export and storing. Volgens Janssen voldoet SB niet aan de voorwaarden voor toepasselijkheid van de productie-voor-export vrijstelling, ten eerste omdat SB ten tijde van de kennisgevingen voor een productie-voor-export vrijstelling nog geen handelsvergunningen had in de door haar beoogde exportlanden. Ten tweede omdat ten tijde van de kennisgevingen de IE-rechten van Janssen van kracht waren in de beoogde exportlanden en ten derde omdat het SB onder de productie-voor-export vrijstelling niet was toegestaan om de biosimilar producten in de EU op te slaan voor export. De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet is vereist dat SB beschikte over handelsvergunningen in de beoogde exportlanden ten tijde van de kennisgevingen. Daarnaast is het ook niet vereist dat er in de beoogde exportlanden geen IE-rechten meer gelden. Ten slotte was het SB niet verboden om een voorraad aan te leggen voor Day-1 entry in de beoogde exportlanden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dreigde er dus geen inbreuk op de Deense en Italiaanse ABC’s van Janssen.
Hof wijst verzoek Bayer tot schorsing af: Zuid-Afrikaanse uitspraak over rivaroxaban-octrooi niet doorslaggevend voor Nederlandse procedure

Hof Den Haag 25 maart 2025, IEF 22641, LS&R 2288; ECLI:NL:GHDHA:2025:499 (Sandoz tegen Bayer). Bayer heeft een behandeling voor trombo-embolische aandoeningen ontwikkeld met het middel rivaroxaban. Voor dit middel is Bayer houdster van het Europees octrooi EP 1 845 961 B1 (hierna: EP 961). Daarnaast was Bayer ook houdster van Europees octrooi EP 1 261 606 BI en een aanvullend beschermingscertificaat met nummer 300370 (hierna: ABC 370) op basis hiervan. Sandoz heeft aangekondigd om vanaf 1 april 2024 een geneesmiddel op basis van rivaroxaban op de Nederlandse markt te brengen en heeft daartoe al meerdere handelsvergunningen verkregen. Op 22 april 2022 heeft Bayer Sandoz gewezen op het bestaan van ABC 370 en andere octrooien met betrekking tot rivaroxaban, waaronder EP 961. Daarbij heeft Bayer Sandoz verzocht te bevestigen dat zij in Nederland geen rivaroxaban-product op de markt zou brengen. Sandoz weigerde deze bevestiging te geven, en is als reactie op het verzoek een nietigheidsprocedure gestart. In eerste aanleg oordeelde de rechtbank echter dat het octrooi van Bayer geldig is [zie IEF 21769]. Hiernaast loopt tussen Bayer en een Zuid-Afrikaanse geneesmiddelenproducent (niet gelieerd aan Sandoz) een procedure over de geldigheid van een Zuid-Afrikaans octrooi, waarvan een conclusie lijkt op conclusie 1 van EP 961. Op 12 december 2023 verklaarde de Zuid-Afrikaanse rechter dit octrooi ongeldig, waarna Bayer in beroep is gegaan. In dit incident vordert Bayer schorsing van de procedure in de hoofdzaak, in afwachting van de uitkomst van een procedure tussen haar en de producent in Zuid-Afrika.
Persbericht.
NLO en Ipsilon bundelen krachten en creëren samen het grootste IP-kantoor van Europa

Historische mijlpaal verstevigt leiderschap in Europees IP-consultancy
Den Haag, 28 maart 2025
NV Nederlandsch Octrooibureau (“NLO”) maakt vandaag bekend een strategisch partnerschap te zijn aangegaan met Ipsilon, een toonaangevend Europees IP-kantoor met het hoofdkantoor in Parijs. Deze samenwerking, mogelijk gemaakt door Waterland Private Equity, vormt een belangrijke mijlpaal in de gedeelde ambitie van beide organisaties om uit te groeien tot dé toonaangevende, technologiegedreven IP-partner voor innovators wereldwijd.
Door deze bundeling van krachten ontstaat het grootste IP-kantoor binnen de Europese Unie. De gecombineerde expertise omvat onder meer life sciences (inclusief biotechnologie en farmacie), chemie, mechanica/elektronica, IT en juridisch advies op het gebied van merken en modellen. Dankzij deze strategische stap krijgen cliënten wereldwijd toegang tot een volledig geïntegreerde one-stop-shop voor intellectueel eigendom in Europa – met snellere, completere en hooggespecialiseerde ondersteuning, ook bij de meest complexe en veeleisende vraagstukken.
Pinsent Masons Nederland benoemt Arjan Reijns tot partner

Persbericht. Pinsent Masons Nederland is verheugd de promotie van Arjan Reijns tot partner aan te kondigen, met ingang van 1 mei 2025. Arjan, die sinds 2023 bij het kantoor werkt, zal toetreden tot het wereldwijde partnerschap, waarmee de aanwezigheid van het kantoor in Nederland verder wordt versterkt.
Arjan Reijns is een octrooispecialist met meer dan 15 jaar ervaring in het adviseren en procederen namens cliënten in verschillende sectoren, variërend van pharma en life sciences tot mechanical engineering. Zijn promotie weerspiegelt de strategische uitbreiding van de capaciteit van het kantoor in zijn belangrijkste sectoren en praktijken.
Rechtbank: Octrooi EP 248 van Novartis voor formulering van antilichaam omalizumab niet nieuw
Rb. Den Haag 26 maart 2025, IEF 22625, LSR 2285; ECLI:NL:RBDHA:2025:4895 (Celltrion tegen Novartis). Novartis heeft het antilichaam omalizumab ontwikkeld. Omalizumab wordt door Novartis op de markt gebracht als Xolair, onder andere in de vorm van een oplossing voor injectie (hierna: de Xolair formulering). Novartis is (gezamenlijk) houdster van Europees Octrooi EP 3 805 248 B1 (hierna: EP 248 of het octrooi) voor “Process for concentration of antibodies and therapeutic products thereof”, waarin de Xolair formulering is opgenomen. Celltrion heeft het product Omlyclo ontwikkeld, dat een biosimilar van omalizumab bevat. De formulering van Omlyclo (hierna: de Omlyclo formulering) is gebaseerd op de Xolair formulering. Celltrion vordert in conventie primair om het Nederlandse deel van EP 248 te vernietigen. Hiertoe voert zij onder andere aan dat het octrooi niet nawerkbaar is, een ongeoorloofde toegevoegde materie bevat, niet nieuw is en niet inventief is. In conventie voert Novartis hier verweer tegen. In reconventie vordert Novartis onder andere om voor recht te verklaren dat Omlyclo formulering inbreuk maakt op EP 248. In reconventie voert Celltrion verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, onder andere opnieuw omdat EP 248 niet nieuw is.
Door werkgever afgenomen drugstest is in strijd met de AVG
Rb. Limburg 10 februari 2025, IT 4823, LSR 2283; ECLI:NL:RBLIM:2025:1565 (Sif tegen verweerder). Verweerder is in dienst bij Sif. Dit bedrijf hanteert een zero tolerance beleid wat betreft drugs en alcohol. Binnen Sif vinden er onaangekondigde alcohol- en drugscontroles aan de poort plaats. Deze worden verricht door een extern bureau. Verweerder is op een dag bij aanvang van zijn dienst positief getest op cannabis. Als gevolg hiervan verzoekt Sif de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Verweerder verweert zich tegen dit verzoek en voert hiertoe onder andere aan dat de drugstest in strijd is met de AVG en als onrechtmatig bewijs aan de kant moet worden geschoven. De rechter oordeelt dat de speekseltesten die Sif uitvoert bijzondere persoonsgegevens zijn. Volgens de AVG is het verboden deze te verwerken, tenzij er een wettelijke grondslag voor is. Voor sommige beroepen, bijvoorbeeld loodsen, is een dergelijke wettelijke grondslag ook gecreëerd. Maar voor de werkzaamheden van verweerder is die wettelijke grondslag er niet. Het is Sif niet toegestaan om met dit soort testen te controleren of haar medewerkers drugs hebben gebruikt. Er is dus inbreuk gemaakt op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van verweerder. Omdat de test niet als bewijs kan worden gebruikt wordt het verzoek tot ontbinding afgewezen.
Persbericht.
EP&C Patent Attorneys benoemt Thomas Remmerswaal tot Associate Partner

Met trots kondigen de partners van EP&C aan dat Thomas Remmerswaal is benoemd tot Associate Partner. Thomas is sinds 2015 werkzaam bij EP&C en heeft de afgelopen tien jaar bewezen een deskundige en toegewijde octrooigemachtigde te zijn.
Met zijn strategische denkwijze, scherpe analyses en sterke klantgerichtheid heeft hij een bloeiende praktijk opgebouwd en een solide reputatie verworven. Johan Volmer, voorzitter van de partnergroep, zegt: “We zijn blij met de ontwikkeling die Thomas heeft doorgemaakt en zien een belangrijke rol voor hem, zowel nu als richting de toekomst van EP&C."
Thomas zegt zelf over zijn benoeming: “Ik ben vereerd met het vertrouwen dat spreekt uit mijn benoeming tot Associate Partner en heb veel zin om ook vanuit die rol bij te dragen aan een mooie toekomst voor EP&C!”
Met de benoeming van Thomas onderstreept EP&C haar inzet voor het continu verbeteren van haar dienstverlening. We kijken ernaar uit om, samen met onze klanten en partners, te blijven werken aan sterke ideeën, slimme strategieën en succesvolle samenwerkingen.
Conclusie A-G: Bewaring van kopie paspoort door creditcardmaatschappij is geen verwerking van biometrische gegevens
Conclusie A-G HR 21 februari 2025, IT 4813, LSR 2282; ECLI:NL:PHR:2025:260 (Eiser tegen ICS). Deze zaak draait om een natuurlijk persoon om principiele redenen weigert om in te gaan op een verzoek op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (hierna: Wwft). Het verzoek kwam van creditcardmaatschappij International Card Services (hierna: ICS), die in het kader van hernieuwd cliëntenonderzoek eiser heeft gevraagd om een kopie van haar paspoort met foto. ICS bewaart ontvangen kopieën, maar eiser wil hier niet aan meewerken. ICS heeft de overeenkomst met eiser daarom opgezegd. Dit leidde tot een procedure waarin het hof uiteindelijk heeft geoordeeld dat ICS de creditcardovereenkomst mocht opzeggen [zie IT 4806]. In cassatie betoogt eiser dat het door ICS toegepaste (her)identificatieproces, een verwerking van biometrische gegevens is. Ook meent eiser dat artikel 33 van de Wwft aan financiële ondernemingen geen wettelijke grondslag biedt voor het bewaren van een kopie van een identiteitsbewijs met pasfoto. ICS voert verweer en stelt dat eiser geen belang heeft bij haar rechtsklachten. De A-G concludeert tot verwerping van het beroep en ziet geen aanleiding voor het stellen van prejudiciële vragen.
Opzegging creditcard-overeenkomst omdat de klant weigert mee te werken aan identificatie
Hof Amsterdam 5 maart 2024, IT 4806, LSR 2281; ECLI:NL:GHAMS:2024:419 (Appellante tegen ICS). Partijen, appellante en International Card Services (hierna: ICS), hebben in 2008 een creditcardovereenkomst gesloten. In 2020 verzocht ICS appellante om zich online te identificeren, maar zij heeft hier niet op gereageerd. Uiteindelijk blokkeerde ICS de creditcard en kondigde aan de overeenkomst op te zeggen. Als reactie hierop startte appellante deze procedure en stelde zij een groot aantal vorderingen in. De kantonrechter verklaarde appellante voor een deel van haar vorderingen niet-ontvankelijk en wees de overige af. In hoger beroep legde appellante zich neer bij een deel van het vonnis, handhaafde zij enkele vorderingen en wijzigde zij haar eis gedeeltelijk. Zo vordert zij onder meer heractivatie van haar creditcard, een vergoeding voor de periode dat deze geblokkeerd was en een verbod voor ICS om de overeenkomst eenzijdig te beëindigen. De meeste grieven richten zich tegen het oordeel dat ICS de overeenkomst mocht opzeggen, omdat appellante niet meewerkte aan haar identiteitsvaststelling.
Uitspraak ingezonden door Sjoerd Peters en Ricardo Dijkstra, Vondst Advocaten en Franklin Geurts en Bart van Trier, Vriesendorp & Gaade.
Openbaar voorgebruik aangetoond middels getuigenverhoren in octrooizaak tussen Van Dijke en Graafstra

Hof Den Haag 8 oktober 2024, IEF 22527, LSR 2276; ECLI:NL:GHDHA:2024:2642 (Van Dijke tegen Graafstra). Deze zaak gaat over de handhaving van het Nederlandse octrooi NL1031590 (hierna: het octrooi) van Van Dijke voor een sorteerinrichting voor bol- en/of knolgewassen. Graafstra heeft onder andere aangevoerd dat het octrooi op meerdere gronden nietig is. In een tussenarrest heeft het hof overwogen dat ervan uitgegaan kan worden dat [naam 1] de feitelijke uitvinder van het octrooi is. Graafstra mag dit ontkrachten door tegenbewijs te leveren. Daarnaast heeft het hof overwogen dat de kenmerken van het octrooi vóór de prioriteitsdatum openbaar zijn gemaakt. Voor zover deze openbaarmaking heeft plaatsgevonden, zou dit met instemming of medeweten van Van Dijke zijn gebeurd. Ook hiervoor mag Graafstra bewijs leveren. Graafstra heeft hierop getuigen laten horen, waarna Van Dijke in contra-enquête eveneens getuigen heeft laten horen. Het hof concludeert in dit arrest dat het nietigheidsverweer van Graafstra slaagt en dat de vordering van Van Dijke terecht is afgewezen. De voorwaardelijke vordering tot nietigverklaring van het octrooi wordt toegewezen.